Language of document :

Beroep ingesteld op 21 februari 2006 - Vereecken tegen Commissie

(Zaak F-17/06)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoeker: Marc Vereecken (Brussel, België) [vertegenwoordigers: S. Rodrigues en A. Jaume, advocaten]

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoeker

nietig te verklaren de besluiten van het tot aanstelling bevoegde gezag (TABG) houdende afwijzing van verzoekers klacht, tezamen met het besluit van het TABG van 19 oktober 2004 en de salarisafrekeningen over de maanden februari 2005 en volgende, voorzover daarbij verzoekers rang wordt gewijzigd in rang A*8, alsmede het besluit van het TABG betreffende de toekenning van merite-, voorrangs- en compensatiepunten voor verlof om redenen van persoonlijke aard (CCP);

het TABG te wijzen op de gevolgen van de nietigverklaring van de bestreden besluiten, meer in het bijzonder: i) bevordering van verzoeker naar rang A*10 (voorheen A 6) met terugwerkende kracht tot 2001, althans tot 1 oktober 2004, op welke datum verzoeker is herplaatst; ii) op zijn minst bevordering van verzoeker naar rang A*9 met ingang van 1 oktober 2004; iii) toekenning aan verzoeker van de punten waarop hij sinds zijn bevordering recht heeft, met inbegrip van merite-, voorrangs- en overgangspunten voor de loopbaanontwikkelingsrapporten over 2003, 2004 en 2005;

verweerster te veroordelen tot vergoeding van de financiële schade die verzoeker heeft geleden omdat hij vanaf bevorderingsronde 2001, dan wel althans vanaf 1 oktober 2004, niet naar rang A*10 is bevorderd, met inbegrip van de gevolgen daarvan voor zijn pensioen;

verweerster te veroordelen tot vergoeding van de door verzoeker geleden morele schade omdat de beoordelingsrapporten 1997-1999 niet zijn opgesteld en het beoordelingsrapport 1999-2001 en de loopbaanontwikkelingsrapporten over 2003 en 2004 veel te laat zijn opgesteld;

de Commissie van de Europese Gemeenschappen te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker, ambtenaar van de Commissie in de vroegere rang A 7, is na een verlof van 3 jaar om redenen van persoonlijke aard vanaf 1 oktober 2004 herplaatst in rang A*8.

In zijn beroep voert hij vier middelen aan, waarvan het eerste is ontleend aan het feit dat zijn beoordelingsrapporten over de periode 1997-1999 en 1999-2001 en zijn loopbaanontwikkelingsrapporten over 2003 en 2004 ten onrechte niet dan wel te laat zijn opgesteld.

Met zijn tweede middel betoogt verzoeker dat zijn indeling, na afloop van zijn verlof om redenen van persoonlijke aard, in rang A*8 in strijd is met artikel 6 van het Statuut. Dit besluit schendt volgens hem ook het beginsel van de gelijkwaardigheid tussen de oude en de nieuwe loopbaanstructuur, alsmede het gelijkheids- en het vertrouwensbeginsel.

Met zijn derde middel stelt verzoeker te zijn gediscrimineerd in vergelijking met de ambtenaren in actieve dienst, voorzover hij als gevolg van zijn verlof om redenen van persoonlijke aard niet in aanmerking kwam voor de overgangsmaatregelen die voor deze ambtenaren ter zake van bevordering golden.

Ten slotte komt verzoeker met zijn vierde middel op tegen het feit dat zijn anciënniteit vóór en tijdens zijn verlof om redenen van persoonlijke aard niet is meegerekend, meer in het bijzonder wat de toekenning van zijn compensatie-, merite- en voorrangspunten betreft. Hij is van mening dat hij aldus is benadeeld in vergelijking met de gedetacheerde ambtenaren.

____________