Language of document :

Zaak T‑501/13

Karl-May-Verlag GmbH, voorheen Karl May Verwaltungs- und Vertriebs- GmbH

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Nietigheidsprocedure – Gemeenschapswoordmerk WINNETOU – Absolute weigeringsgrond – Beschrijvend karakter – Artikel 7, lid 1, onder c), van verordening (EG) nr. 207/2009 – Artikel 52, leden 1 en 2, van verordening nr. 207/2009 – Beginselen van autonomie en onafhankelijkheid van het gemeenschapsmerk – Motiveringsplicht”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 18 maart 2016

1.      Gemeenschapsmerk – Beroepsprocedure – Beroep bij de Unierechter – Rechtmatigheid van de beslissing van een kamer van beroep – Inaanmerkingneming van de nationale wetgeving, rechtspraak of rechtsleer voor de toepassing van het Unierecht – Toelaatbaarheid

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 65)

2.      Gemeenschapsmerk – Afstand, verval en nietigheid – Vordering tot nietigverklaring – Bepaling van de nietigheidsgronden waarop de vordering is gebaseerd

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 52, lid 1, a)]

3.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van het gemeenschapsmerk – Beoordeling of een teken vatbaar is voor inschrijving – Inaanmerkingneming van uitsluitend de Unieregeling – Instanties van de Unie niet gebonden door beslissingen van de nationale autoriteiten

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad)

4.      Gemeenschapsmerk – Procedurevoorschriften – Motivering van de beslissingen – Artikel 75, eerste volzin, van verordening nr. 207/2009 – Zelfde draagwijdte als artikel 296 VWEU

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 75, eerste volzin)

5.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van het gemeenschapsmerk – Absolute weigeringsgronden – Afzonderlijk onderzoek van de weigeringsgronden voor elke in de inschrijvingsaanvraag opgegeven waar of dienst – Motiveringsplicht inzake de weigering van inschrijving – Omvang

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 75, eerste volzin)

1.      Niets belet de partijen noch het Gerecht zelf rekening te houden met elementen van nationale wetgeving, rechtspraak of rechtsleer, aangezien het niet erom gaat de kamer van beroep te verwijten dat zij in een bepaalde nationale rechterlijke beslissing vermelde feiten niet in aanmerking heeft genomen, maar om het verwijt, gebaseerd op de aangevoerde rechtspraak of rechtsleer, dat zij een bepaling van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk onjuist heeft toegepast.

(cf. punt 18)

2.      Om te bepalen op welke gronden een vordering tot nietigverklaring is gebaseerd, moet de volledige vordering worden onderzocht, in het bijzonder ten aanzien van de gedetailleerde uiteenzetting van de gronden ter ondersteuning ervan.

(cf. punt 26)

3.      Volgens vaste rechtspraak is het stelsel van gemeenschapsmerken een autonoom systeem dat uit een samenstel van eigen voorschriften en doelstellingen bestaat en waarvan de toepassing losstaat van welk nationaal systeem ook.

De vraag of een teken als gemeenschapsmerk kan worden ingeschreven, dient derhalve alleen te worden beantwoord op basis van de relevante Unieregelgeving, zoals uitgelegd door de Unierechter. Het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) is dus niet gebonden door beslissingen die in de lidstaten zijn genomen, zelfs in het geval dat deze beslissingen zijn genomen krachtens een overeenkomstig de Eerste merkenrichtlijn (89/104) geharmoniseerde nationale wetgeving.

Daaraan dient te worden toegevoegd dat geen enkele bepaling van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk het Bureau of, na beroep, het Gerecht, ertoe verplicht hetzelfde resultaat te bereiken als de nationale bestuurlijke of rechterlijke instanties in een soortgelijke situatie.

Uit eveneens vaste rechtspraak vloeit voort dat hoewel het Bureau niet is gebonden door beslissingen die nationale autoriteiten hebben gewezen, deze beslissingen, zonder bindend of zelfs doorslaggevend te zijn, niettemin door het Bureau in het kader van de beoordeling van de feiten van de zaak als aanwijzingen in aanmerking kunnen worden genomen.

Uit al deze elementen vloeit voort dat buiten het in artikel 8, lid 4, van verordening nr. 207/2009 bedoelde geval, in het kader waarvan het Bureau het nationale recht, met inbegrip van de nationale rechtspraak die daarop betrekking heeft, moet toepassen, het Bureau of het Gerecht niet gebonden kunnen zijn door de beslissingen van de nationale autoriteiten of rechterlijke instanties.

(cf. punten 34-37)

4.      Volgens artikel 75, eerste zin, van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk moeten de beslissingen van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) met redenen worden omkleed. De aldus geformuleerde motiveringsplicht heeft dezelfde draagwijdte als die van artikel 296 VWEU, volgens welke de motivering de redenering van degene die de handeling heeft verricht, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking moet doen komen, opdat de belanghebbenden de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel kunnen kennen en de bevoegde rechter zijn toezicht kan uitoefenen. Het is niet noodzakelijk dat alle relevante gegevens feitelijk of rechtens in de motivering worden gespecificeerd, aangezien bij de vraag of de motivering van een handeling aan de vereisten van artikel 296 VWEU voldoet, niet alleen moet worden gelet op de bewoordingen ervan, doch ook op de context en op het geheel van rechtsregels die de betrokken materie beheersen.

Meer in het bijzonder moet het Bureau, wanneer het de inschrijving van een teken als gemeenschapsmerk weigert, als motivering van zijn beslissing de absolute of relatieve weigeringsgrond die zich tegen die inschrijving verzet vermelden, alsook de bepaling waaraan deze grond is ontleend, en de feitelijke omstandigheden uiteenzetten die het bewezen acht en die naar zijn oordeel de toepassing van de aangevoerde bepaling rechtvaardigen. Een dergelijke motivering is in beginsel toereikend.

(cf. punten 53, 54)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 65-68)