Language of document : ECLI:EU:C:2024:433

Zaak C663/22

Expedia Inc.

tegen

Autorità per le Garanzie nelle Comunicazioni

(verzoek om een prejudiciële beslissing,
ingediend door de Tribunale amministrativo regionale per il Lazio)

 Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 30 mei 2024

„Prejudiciële verwijzing – Verordening (EU) 2019/1150 – Artikelen 1, 15, 16 en 18 – Doel – Toepassing – Toezicht – Heroverweging – Door een lidstaat genomen maatregelen – Verplichting tot verstrekking van informatie over de economische situatie van onlinetussenhandelsdienstverleners”

Harmonisatie van de wetgevingen – Elektronische handel – Verordening 2019/1150 – Onlinetussenhandelsdiensten – Door een lidstaat genomen maatregelen – Verplichting voor aanbieders van die diensten om, op straffe van sancties, informatie over hun economische situatie te verstrekken – Rechtvaardiging met het oog op de adequate en effectieve toepassing van deze verordening – Geen

(Verordening 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad, overwegingen 7; 46 en 51, en art. 1, leden 5, 15, 16 en 18)

(zie punten 41‑44, 47, 52‑58 en dictum)

Samenvatting

Het Hof, dat om een prejudiciële beslissing is verzocht door de Tribunale amministrativo regionale per il Lazio (bestuursrechter in eerste aanleg Latium, Italië), legt verordening 2019/1150(1) voor het eerst uit door te verduidelijken over welke speelruimte de lidstaten beschikken bij de vaststelling van nationale maatregelen om de adequate en effectieve toepassing van deze verordening te verzekeren.(2)

Expedia Inc. is een te Seattle (Verenigde Staten) gevestigde vennootschap die informatieplatforms beheert voor het aanbieden van onlinereserveringsdiensten voor accommodatie en reizen. Expedia dient als onlinetussenhandelsdienstverlener op straffe van sancties aan de Autorità per le Garanzie nelle Comunicazioni (toezichthoudende autoriteit voor de communicatiesector, Italië) (hierna: „AGCOM”) een document met de naam „Informativa economica di sistema” (periodieke verklaring omtrent economische gegevens)(3) toe te zenden, waarin informatie over haar economische situatie moet worden opgenomen. Het niet toezenden van deze verklaring aan AGCOM of het verstrekken van onjuiste gegevens is strafbaar gesteld.

Aangezien de verwijzende rechter twijfels heeft over de verenigbaarheid van een dergelijke verplichting met het Unierecht, heeft hij het Hof in wezen gevraagd of verordening 2019/1150 aldus moet worden uitgelegd dat zij rechtvaardigt dat een lidstaat maatregelen neemt op grond waarvan onlinetussenhandelsdienstverleners voor het verrichten van hun diensten in deze lidstaat op straffe van sancties verplicht zijn om periodiek een document met betrekking tot hun economische situatie aan een autoriteit van die lidstaat toe te zenden en waarin een groot aantal gedetailleerde gegevens moet worden vermeld over met name de door deze dienstverleners behaalde omzet.

Beoordeling door het Hof

Om te beginnen herinnert het Hof eraan dat de lidstaten – voor zover de tenuitvoerlegging van sommige bepalingen van een verordening dit vereist – onder bepaalde voorwaarden maatregelen ter uitvoering van deze verordening mogen vaststellen.

Het Hof gaat ter zake na wat de doelstelling is van verordening 2019/1150 en welke bepalingen van deze verordening de lidstaten een rol toekennen bij de toepassing ervan.

In de eerste plaats wijst het Hof erop dat verordening 2019/1150(4) de aanbieders van de betrokken diensten specifieke verplichtingen oplegt met betrekking tot de transparantie en billijkheid van de voorwaarden die op zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten(5) van toepassing zijn en bepalingen bevat betreffende de buitengerechtelijke en gerechtelijke beslechting van geschillen tussen deze aanbieders en zakelijke gebruikers. De informatie die de lidstaten krachtens de artikelen 16 en 18 van verordening 2019/1150 aan de Europese Commissie dienen te verstrekken, moet dus relevant zijn om deze instelling in staat te stellen toezicht te houden op de veranderingen in de betrekkingen tussen met name onlinetussenhandelsdienstverleners en zakelijke gebruikers of om verslagen op te stellen over de evaluatie van deze verordening.

Aangezien verordening 2019/1150 tot doel heeft een eerlijk, voorspelbaar, duurzaam en betrouwbaar online ondernemingsklimaat binnen de interne markt te waarborgen, waarbij aan zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten passende transparantie, billijkheid en doeltreffende voorzieningen in rechte worden verleend, kan de door de nationale autoriteiten verzamelde informatie slechts als „relevant” in de zin van de artikelen 16 en 18 van deze verordening worden aangemerkt indien zij voldoende rechtstreeks verband houdt met deze doelstelling. Daarentegen kan een lidstaat uit hoofde van de toepassing van verordening 2019/1150 geen willekeurig gekozen informatie verzamelen op grond dat de Commissie deze informatie later zou kunnen opvragen in het kader van haar toezicht op deze verordening en haar evaluatie ervan, aangezien deze verordening aan de lidstaten niet de verplichting oplegt om op eigen initiatief dergelijke informatie te verzamelen.

In de tweede plaats zijn de gegevens die een administratieve autoriteit kan verzamelen in het kader van de uitoefening van de door een lidstaat aan deze autoriteit toevertrouwde taak om overeenkomstig artikel 15 van verordening 2019/1150 toezicht te houden op de toepassing van deze verordening, slechts geschikt om het doel van deze verordening te verwezenlijken indien deze gegevens voldoende rechtstreeks verband houden met die verordening. Dit is niet het geval voor het verband tussen de informatie over de economische situatie van onlinetussenhandelsdienstverleners en de doelstelling van verordening 2019/1150. De krachtens verordening 2019/1150 van de aanbieders van die diensten vereiste informatie moet immers betrekking hebben op de voorwaarden van de verrichte dienst, met name om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen na te gaan en te beoordelen of de contractuele voorwaarden die deze aanbieders aan zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten in de Unie hebben opgelegd, billijk zijn. Het verband tussen de economische situatie van een aanbieder van dergelijke diensten en de wijze waarop deze diensten ten behoeve van die zakelijke gebruikers worden verricht, kan slechts indirect zijn, gesteld al dat er een verband bestaat.

Bijgevolg is het Hof van oordeel dat verordening 2019/1150 niet rechtvaardigt dat een lidstaat ter wille van de adequate en effectieve toepassing van deze verordening maatregelen neemt op grond waarvan onlinetussenhandelsdienstverleners voor het verrichten van hun diensten in deze lidstaat op straffe van sancties verplicht zijn om periodiek een document met betrekking tot hun economische situatie aan een autoriteit van die lidstaat toe te zenden en daarin een groot aantal gedetailleerde gegevens te vermelden over met name de door hen behaalde omzet.


1      Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten (PB 2019, L 186, blz. 57).


2      Opgemerkt zij dat de arresten die op dezelfde dag zijn gewezen in de gevoegde zaken C‑662/22 en C‑667/22, Airbnb Ireland en Amazon Services Europe, in de gevoegde zaken C‑664/22 en C‑666/22, Google Ireland en Eg Vacation Rentals Ireland, en in zaak C‑665/22, Amazon Services Europe, die onder meer betrekking hebben op de uitlegging van verordening 2019/1150, een problematiek betreffen die vergelijkbaar is met de problematiek die in de onderhavige zaak aan de orde is. Deze andere arresten zijn echter gericht op de uitlegging van richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („richtlijn inzake elektronische handel”) (PB 2000, L 178, blz. 1), en op de samenhang ervan met deze verordening.


3      Naar aanleiding van de wijzigingen van het rechtskader door de Italiaanse autoriteiten en met name de vaststelling door AGCOM van delibera n. 161/21/CONS – Modifiche alla delibera n. 397/13 del 25 giugno 2013 „Informativa Economica di Sistema” (besluit nr. 161/21/CONS tot wijziging van besluit nr. 397/13 van 25 juni 2013 betreffende de „periodieke verklaring omtrent economische gegevens”).


4      Zie de overwegingen 7 en 51 en artikel 1, lid 1, van verordening 2019/1150.


5      Zie artikel 2, punt 1, van verordening 2019/1150.