Language of document : ECLI:EU:T:2007:100

ARREST VAN HET GERECHT (Eerste kamer)

29 maart 2007 (*)

„Staatssteun – Verkoopprijs van terrein – Beschikking waarbij terugvordering van met gemeenschappelijke markt onverenigbare steun wordt gelast – Geactualiseerde waarde van steun – Samengestelde rente – Motivering”

In zaak T‑369/00,

Département du Loiret (Frankrijk), vertegenwoordigd door A. Carnelutti, advocaat,

verzoeker,

ondersteund door

Scott SA, gevestigd te Saint-Cloud (Frankrijk), vertegenwoordigd door Sir Jeremy Lever, QC, J. Gardner, G. Peretz, barristers, R. Griffith en M. Papadakis, solicitors,

interveniënte,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door G. Rozet en J. Flett als gemachtigden,

verweerster,

betreffende een beroep tot gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking 2002/14/EG van de Commissie van 12 juli 2000 betreffende door Frankrijk verleende staatssteun ten behoeve van Scott Paper SA/Kimberly-Clark (PB 2002, L 12, blz. 1),

wijst

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: J. D. Cooke, kamerpresident, R. García-Valdecasas en I. Labucka, rechters,

griffier: C. Kristensen, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 25 oktober 2006,

het navolgende

Arrest

 Feiten

1        In 1969 heeft de vennootschap naar Amerikaans recht Scott Paper Company de vennootschap naar Frans recht Bouton Brochard overgenomen en een afzonderlijke vennootschap opgericht, Bouton Brochard Scott SA, die de activiteiten van Bouton Brochard heeft overgenomen. Bouton Brochard Scott is in november 1987 omgedoopt tot Scott SA. Zij produceerde in de voor de onderhavige zaak relevante periode toilet- en huishoudpapier.

2        Op 31 augustus 1987 sloten de stad Orléans (Frankrijk), het departement Loiret (Frankrijk) en Scott een overeenkomst over de verkoop aan laatstgenoemde van een terrein van 48 ha in het industriegebied van La Saussaye en over de waterzuiveringsheffing, die volgens een voorkeurtarief diende te worden berekend (hierna: „overeenkomst met Scott”). Deze overeenkomst bepaalde dat verzoeker en de stad Orléans maximaal 80 miljoen FRF (12,2 miljoen EUR) zouden bijdragen aan de kosten van het bouwrijp maken van de locatie voor Scott.

3        De société d’économie mixte pour l’équipement du Loiret (gemengd bedrijf voor de ontwikkeling van de voorzieningen in Loiret; hierna: „Sempel”) werd belast met het verrichten van de noodzakelijke studies en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het betrokken terrein. Uit een overeenkomst van 12 september 1987 tussen verzoeker, de stad Orléans en Sempel (hierna: „overeenkomst met Sempel”) blijkt dat de stad Orléans 68 ha aan Sempel heeft afgestaan voor het symbolische bedrag van 1 frank. Verder blijkt uit artikel 4 van de overeenkomst met Scott en uit artikel 12 van de overeenkomst met Sempel dat deze laatste 48 ha en een fabriek-opslagplaats aan Scott verkocht voor 31 miljoen FRF (4,7 miljoen EUR), dat wil zeggen tegen een prijs van 65 FRF/m2.

4        In november 1996 publiceerde de Franse Cour des comptes (Rekenkamer) een openbaar rapport, „Les interventions des collectivités territoriales en faveur des entreprises” (maatregelen van de territoriale overheden ten behoeve van ondernemingen), waarin de aandacht werd gevestigd op een aantal maatregelen waarmee de Franse territoriale overheden bepaalde ondernemingen mogelijkerwijs hadden ondersteund, en in het bijzonder op de overdracht van een terrein van 48 ha in het industriegebied van La Saussaye aan Scott.

5        Na de publicatie van dit rapport ontving de Commissie bij brief van 23 december 1996 een klacht over de preferentiële voorwaarden waaronder de stad Orléans en het departement Loiret dit terrein van 48 ha aan Scott hadden verkocht, en over het tarief voor de zuiveringsheffing dat voor deze laatste gold.

6        Bij brief van 17 januari 1997 verzocht de Commissie de Franse autoriteiten om nadere inlichtingen. Vervolgens werden van januari 1997 tot april 1998 tussen de Franse autoriteiten en de Commissie brieven gewisseld met betrekking tot de gevraagde inlichtingen en toelichtingen.

7        De aandelen van Scott zijn in januari 1996 overgenomen door Kimberly-Clark Corp. Deze laatste heeft in januari 1998 de sluiting van de fabriek aangekondigd. De activa van de fabriek, namelijk de grond en de papierfabricage, zijn in juni 1998 door Procter & Gamble (hierna: „P & G”) overgenomen.

8        Bij brief van 10 juli 1998 lichtte de Commissie de Franse autoriteiten in over haar besluit van 20 mei 1998 om de procedure van artikel 88, lid 2, EG in te leiden, en verzocht zij hun, hun opmerkingen in te dienen alsmede bepaalde vragen te beantwoorden. Met de publicatie van deze brief in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen van 30 september 1998 (PB C 301, blz. 4) zijn de belanghebbenden over de inleiding van de procedure ingelicht en is hun verzocht eventuele opmerkingen over de betrokken maatregelen in te dienen.

 Bestreden beschikking

9        Aan het einde van de formele onderzoeksprocedure heeft de Commissie op 12 juli 2000 beschikking 2002/14/EG betreffende door Frankrijk verleende staatssteun ten behoeve van Scott Paper SA/Kimberly-Clark (PB 2002, L 12, blz. 1; hierna: „bestreden beschikking”) vastgesteld. Na de inleiding van het onderhavige beroep (zie hierna, punt 13) heeft de Commissie op 2 maart 2001 een corrigendum van de bestreden beschikking aan de Franse Republiek ter kennis gebracht. Hierbij zijn artikel 1 en de punten 172, 217 en 239, sub b‑a, van de bestreden beschikking gewijzigd.

10      De bestreden beschikking, zoals gewijzigd, bepaalt:

„Artikel 1

De staatssteun in de vorm van de voorkeursprijs voor een terrein en van een voorkeurtarief voor de zuiveringsheffing, die Frankrijk ten gunste van Scott tot uitvoering heeft gebracht voor een bedrag van 39,58 miljoen FRF (6,03 miljoen EUR) of, in de geactualiseerde waarde, van 80,77 miljoen FRF (12,3 miljoen EUR) ten aanzien van de voorkeursprijs voor het terrein [...], is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 2

1.      Frankrijk neemt alle nodige maatregelen om de in artikel 1 bedoelde en reeds onrechtmatig ter beschikking gestelde steun terug te vorderen van de begunstigde.

2.      De terugvordering heeft onverwijld plaats overeenkomstig de procedures van het nationale recht, voor zover die de onmiddellijke en daadwerkelijke tenuitvoerlegging van deze beschikking mogelijk maken. De terug te vorderen steun omvat rente vanaf de datum waarop de steun ter beschikking van de begunstigde is gesteld tot de datum van de terugbetaling ervan. De rente wordt berekend op basis van de referentievoet die gehanteerd wordt voor de berekening van het subsidie-equivalent in het kader van steunmaatregelen met regionale strekking.”

11      Met betrekking tot de rente heeft de Commissie het volgende vastgesteld (punt 239 van de bestreden beschikking):

„[...] om de economische voorwaarden te herstellen waarmee de onderneming te maken had gehad als haar de onverenigbare steun niet zou zijn toegekend, [moeten de Franse autoriteiten] alle nodige maatregelen nemen om de uit de steun voortvloeiende voordelen op te heffen en om de steun terug te vorderen van de begunstigde.

De steun moet overeenkomstig de procedures van het Franse recht worden teruggevorderd. De terug te vorderen steun omvat rente die vanaf de datum waarop de steun is verleend tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan wordt berekend op basis van de referentierentevoet die gehanteerd wordt voor de berekening van het nettosubsidie-equivalent in het kader van steunmaatregelen met regionale strekking in Frankrijk.”

12      Zo heeft de Commissie ter vaststelling van de geactualiseerde waarde van de terug te vorderen steun, namelijk 80,77 miljoen FRF (zie hierboven, punt 10), rente berekend vanaf de datum waarop de onrechtmatige steun is verleend tot de datum waarop de bestreden beschikking is vastgesteld. De toegepaste rentevoet stemt overeen met de referentierentevoet die de Commissie hanteert om het steunelement van de overheidssubsidies in Frankrijk te meten, namelijk 5,7 % sinds 1 januari 2000 (punten 172 en 239 van de bestreden beschikking).

 Procesverloop en conclusies van partijen

13      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 4 december 2000, heeft verzoeker het onderhavige beroep ingesteld.

14      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie op 30 november 2000, ingeschreven onder zaaknummer T‑366/00, heeft Scott eveneens een beroep tot gedeeltelijke nietigverklaring van de bestreden beschikking ingesteld.

15      Bij akte, neergelegd ter griffie op 19 maart 2001, heeft Scott verzocht om toelating tot interventie in de onderhavige procedure ter ondersteuning van de conclusies van verzoeker.

16      Bij beschikking van 10 mei 2001 heeft de president van de Vijfde kamer (uitgebreid) Scott in de onderhavige zaak toegelaten tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van verzoeker.

17      Op verzoek van Scott heeft het Gerecht beslist om eerst – vóór de behandeling ten gronde – uitspraak te doen over de exceptie van verjaring die Scott in zaak T‑366/00 had opgeworpen krachtens artikel 15 van verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel [88] van het EG-Verdrag (PB L 83, blz. 1).

18      Bij arresten van 10 april 2003 heeft het Gerecht de beroepen van verzoeker en Scott verworpen voor zover deze waren gebaseerd op schending door de Commissie van artikel 15 van verordening nr. 659/1999, en de beslissing omtrent de kosten aangehouden (arresten van 10 april 2003, Scott/Commissie, T‑366/00, Jurispr. blz. II‑1763, en Département du Loiret/Commissie, T‑369/00, Jurispr. blz. II‑1789). Het heeft beslist de procedures voor het overige voort te zetten.

19      In afwachting van de uitspraak van het Hof op de hogere voorziening van Scott tegen het hierboven in punt 18 aangehaalde arrest Scott/Commissie heeft het Gerecht de behandeling van de onderhavige zaak en van zaak T‑366/00 geschorst.

20      Bij arrest van 6 oktober 2005, Scott/Commissie (C‑276/03 P, Jurispr. blz. I‑8437), heeft het Hof de hogere voorziening van Scott tegen het hierboven in punt 18 aangehaalde arrest van 10 april 2003, Scott/Commissie, afgewezen.

21      Bij brief van 10 november 2005 heeft het Gerecht partijen verzocht hun opmerkingen over de hervatting van de behandeling van de zaak in het licht van het hierboven in punt 20 aangehaalde arrest van 6 oktober 2005, Scott/Commissie, in te dienen. In zijn antwoord van 24 november 2005 heeft verzoeker bevestigd dat hij de middelen ten gronde die hij ter ondersteuning van zijn beroep had aangevoerd, handhaafde.

22      Op rapport van de rechter-rapporteur heeft het Gerecht besloten tot de mondelinge behandeling over te gaan, en bij wege van maatregel tot organisatie van de procesgang heeft het partijen verzocht, schriftelijk op een aantal vragen te antwoorden. Aan dit verzoek is voldaan.

23      Partijen hebben ter terechtzitting van 25 oktober 2006 pleidooi gehouden en geantwoord op de vragen van het Gerecht.

24      Verzoeker betoogt dat het het Gerecht behage:

–        artikel 2 van de bestreden beschikking nietig te verklaren voor zover hierbij de in de vorm van een voorkeursprijs voor een terrein verleende staatssteun onrechtmatig wordt verklaard en terugbetaling wordt gelast van een bedrag van 39,58 miljoen FRF (6,03 miljoen EUR) of van de geactualiseerde waarde van 80,77 miljoen FRF (12,3 miljoen EUR);

–        de Commissie in de kosten te verwijzen.

25      De Commissie concludeert dat het het Gerecht behage:

–        het beroep ongegrond te verklaren;

–        verzoeker in de kosten te verwijzen.

26      Scott, interveniënte aan de zijde van verzoeker, concludeert dat het het Gerecht behage:

–        het beroep gegrond te verklaren;

–        de Commissie in de kosten te verwijzen.

 In rechte

27      Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker twee middelen aan. Het eerste middel betreft schending van het beginsel van niet-terugwerkende kracht van het gemeenschapsrecht, van het rechtszekerheidsbeginsel en van de artikelen 87 EG en 253 EG, voor zover de Commissie haar mededeling 97/C 209/03 betreffende staatssteunelementen bij de verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties (PB 1997, C 209, blz. 3) heeft toegepast. Het tweede middel betreft schending van de artikelen 87, lid 1, EG en 253 EG. Dit tweede middel bevat vijf onderdelen, die betrekking hebben op de volgende aspecten van de bestreden beschikking:

–        de openbaarmaking van de verkoop van het betrokken terrein;

–        de door de vestiging van Scott gegenereerde belastinginkomsten;

–        de in het algemeen belang gemaakte uitgaven;

–        de fout in de berekening van de steun;

–        de kapitalisatie van de rente.

28      Om te beginnen dient het vijfde onderdeel van het tweede middel te worden behandeld.

 Argumenten van partijen

29      Verzoeker stelt dat de Commissie de artikelen 87, lid 1, EG en 253 EG heeft geschonden door in de bestreden beschikking de rente te kapitaliseren. Het herstel van de status-quo vereist niet de kapitalisatie van rente, maar de heffing van de vastgestelde jaarlijkse rente. De kapitalisatie van rente vormt geen vaste praktijk van de Commissie. Bovendien heeft de Commissie niet gemotiveerd waarom zij de rente heeft gekapitaliseerd, en aldus artikel 253 EG geschonden.

30      Scott erkent dat het in bepaalde gevallen gepast kan zijn om samengestelde rente op te leggen teneinde het door de begunstigde behaalde voordeel teniet te doen, bijvoorbeeld indien deze laatste het bedrag van een hem door een lidstaat verstrekte renteloze lening heeft belegd en nettowinst zou overhouden na te hebben voldaan aan een bevel tot terugbetaling waarbij geen samengestelde rente is opgelegd. Dit bijzondere geval stemt evenwel niet met dat van de onderhavige zaak overeen en in de bestreden beschikking wordt dit ook niet beweerd.

31      Scott voegt hieraan toe dat artikel 2 van de bestreden beschikking, voor zover hierin wordt bepaald dat de terugvordering overeenkomstig de nationale regels dient plaats te vinden, tot gevolg heeft dat over de periode vanaf de vaststelling van de bestreden beschikking tot de terugbetaling van de steun enkelvoudige rente wordt berekend. Het is weliswaar gerechtvaardigd om de rente over deze periode op deze wijze te berekenen, maar het zou nog meer gerechtvaardigd zijn om enkelvoudige rente te berekenen over de periode vanaf de toekenning van de steun tot de vaststelling van de bestreden beschikking.

32      De Commissie herinnert eraan dat volgens vaste rechtspraak de daadwerkelijke mededinging dient te worden hersteld wanneer een onrechtmatig verleende steunmaatregel onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt wordt verklaard (punt 218 van de bestreden beschikking). Daartoe dient het voordeel dat de begunstigde werkelijk heeft behaald, volledig te worden tenietgedaan. Volgens de Commissie heeft de bestreden beschikking, door de nominale waarde van de steun te actualiseren (zie punt 172), rekening gehouden met het werkelijke – met de toekenning van een renteloze lening vergelijkbare – voordeel dat de begunstigde tijdens de betrokken periode heeft genoten. De geactualiseerde waarde stemt overeen met het financiële voordeel dat voortvloeit uit de kosteloze terbeschikkingstelling van het kapitaal gedurende een bepaalde periode en weerspiegelt de kosten die Scott had moeten dragen indien zij dit bedrag voor de periode vanaf 1987 tot de vaststelling van de bestreden beschikking bij een bank had geleend. De Commissie beklemtoont dat de benadering die zij in de bestreden beschikking heeft gevolgd, overeenstemt met die van het Gerecht in zijn arrest van 8 juni 1995, Siemens/Commissie (T‑459/93, Jurispr. blz. II‑1675, punt 97), en dat de beschikking derhalve toereikend is gemotiveerd.

33      Verder omvat de in de bestreden beschikking vermelde geactualiseerde waarde volgens de Commissie reeds het voordeel dat de begunstigde tussen de toekenning van de steun in 1987 en de vaststelling van de beschikking heeft genoten, zodat nog slechts rekening dient te worden gehouden met de rente voor de periode tussen de vaststelling van de beschikking en de daadwerkelijke terugbetaling.

 Beoordeling door het Gerecht

34      Om te beginnen dient het argument van verzoeker te worden onderzocht dat de Commissie haar beslissing om de waarde van de steun te actualiseren door toepassing van samengestelde rente niet toereikend heeft gemotiveerd.

35      Volgens vaste rechtspraak moet de door artikel 253 EG vereiste motivering beantwoorden aan de aard van de betrokken handeling en de redenering van de instelling die de handeling heeft verricht, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking doen komen, opdat de belanghebbenden de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel kunnen kennen en de bevoegde rechter zijn toezicht kan uitoefenen. Het motiveringsvereiste moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval, met name de inhoud van de handeling, de aard van de redengeving en het belang dat de adressaten of andere personen die rechtstreeks en individueel door de handeling worden geraakt, bij een toelichting kunnen hebben. Het is niet noodzakelijk dat alle relevante gegevens feitelijk of rechtens in de motivering worden gespecificeerd, aangezien bij de beoordeling van de vraag of de motivering van een handeling aan de vereisten van artikel 253 EG voldoet, niet alleen acht moet worden geslagen op de bewoordingen ervan, doch ook op de context en op het geheel van rechtsregels die de betrokken materie beheersen (arresten Hof van 2 april 1998, Commissie/Sytraval en Brink’s France, C‑367/95 P, Jurispr. blz. I‑1719, punt 63, en 30 september 2003, Duitsland/Commissie, C‑301/96, Jurispr. blz. I‑9919, punt 87).

36      In casu past de bestreden beschikking een rentevoet van 5,7 % toe, zonder te preciseren dat het gaat om samengestelde rente. Slechts door de steun die ten tijde van de toekenning ervan werd geschat op 39,58 miljoen FRF cijfermatig te vergelijken met het bedrag van 80,77 miljoen FRF, dat als de „geactualiseerde waarde” ervan wordt aangemerkt, kan de lezer tot de conclusie komen dat een samengestelde rente is gebruikt. De Commissie geeft nergens aan waarom zij een samengestelde en geen enkelvoudige rente heeft gehanteerd. Zij verklaart evenmin hoe de waarde van een steunmaatregel die in 1987 is verleend in de vorm van de verkoop van een terrein tegen een voorkeursprijs, door de toepassing van rente naar het jaar 2000 kan worden geactualiseerd.

37      Verzoeker, die wordt ondersteund door Scott, stelt dat de Commissie met de kapitalisatie van de rente een nieuwe koers is ingeslagen en dus haar beschikking op dit punt had moeten motiveren.

38      Vastgesteld dient te worden dat ten tijde van de vaststelling van de bestreden beschikking geen enkele regel preciseerde dat de in de terugvorderingsbevelen vastgestelde rente samengestelde rente diende te zijn, en dat de Commissie in haar terugvorderingsbevelen geen samengestelde rente oplegde.

39      Wat deze leemte in de regelgeving betreft, dient er in de eerste plaats aan te worden herinnerd dat de aan de Commissie verleende bevoegdheid om beschikkingen vast te stellen waarbij onrechtmatige steun wordt teruggevorderd, thans wordt geregeld door verordening nr. 659/1999 (zie dienaangaande arrest Département du Loiret/Commissie, aangehaald in punt 18, punten 50 en 51). Volgens artikel 14, lid 2, van verordening nr. 659/1999 omvat „[d]e op grond van een terugvorderingsbeschikking terug te vorderen steun [...] rente tegen een door de Commissie vastgesteld passend percentage”. De Commissie heeft in haar schriftelijke antwoorden op de vragen van het Gerecht bevestigd dat deze bepaling geen nadere informatie verschaft over de vraag of enkelvoudige dan wel samengestelde rente dient te worden toegepast.

40      In haar mededeling betreffende de toe te passen rentepercentages bij de terugvordering van onrechtmatig verleende steun, die is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie van 8 mei 2003 (PB C 110, blz. 21), dat wil zeggen drie jaar na de datum van de vaststelling van de bestreden beschikking, heeft de Commissie namelijk vastgesteld dat de vraag was gerezen of de toepasselijke rente bij de terugvordering van onrechtmatig verleende steun enkelvoudig dan wel samengesteld dient te zijn. Zij achtte het „dringend noodzakelijk haar standpunt ter zake te verduidelijken”. Zij heeft aldus de lidstaten en de belanghebbenden ervan in kennis gesteld dat zij in al haar toekomstige beschikkingen waarbij de terugvordering van onrechtmatig verleende steun zou worden gelast, de referentievoet op samengestelde basis zou toepassen. Hieruit volgt a contrario dat vóór de vaststelling van deze mededeling niet duidelijk vaststond welk standpunt de Commissie met betrekking tot het gebruik van samengestelde rente in terugvorderingsbevelen innam.

41      Het gebruik van samengestelde rente is pas met artikel 11, lid 2, van verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 659/1999 (PB L 140, blz. 1) in de regelgeving verankerd. Volgens deze bepaling wordt „[h]et rentepercentage [...] op samengestelde grondslag toegepast, tot de datum waarop de steun is terugbetaald”.

42      In de tweede plaats heeft de Commissie geenszins aangetoond dat zij ten tijde van de vaststelling van de bestreden beschikking in haar terugvorderingsbevelen samengestelde rente toepaste. Zij vermeldt in de bestreden beschikking geen enkele beschikking in die zin. Verder heeft zij in antwoord op een schriftelijke vraag van het Gerecht die erop gericht was inzicht te krijgen in haar praktijk in de betrokken periode, geen enkele beschikking van vóór de bestreden beschikking kunnen aanvoeren waarbij een samengestelde rente was opgelegd.

43      Hieruit volgt dat de oplegging van samengestelde rente in casu de eerste uiting vormde van een nieuw, belangrijk beleid van de Commissie, dat zij geenszins heeft toegelicht. De Commissie had in de bestreden beschikking moeten aangeven dat zij had besloten om de rente te kapitaliseren en had haar benadering moeten rechtvaardigen (zie in die zin en naar analogie, arrest Hof van 26 november 1975, Fabricants de papiers peints/Commissie, 73/74, Jurispr. blz. 1491, punten 31‑34). Anders dan de Commissie stelt (zie hierna, punt 32), wordt met de verwijzing naar het arrest Siemens, dat in het algemeen betrekking heeft op het belang van de toepassing van rente, niet de in casu noodzakelijke toelichting verstrekt.

44      Hieraan dient te worden toegevoegd dat, gelet op de tijd die is verstreken tussen de datum van de litigieuze verkoop en de bestreden beschikking, namelijk dertien jaar, de toepassing van samengestelde rente een belangrijke financiële weerslag heeft gehad op het bedrag van de terug te vorderen steun (zie hierboven, punt 10). Verzoeker en interveniënte hadden er dus bijzonder belang bij om de redenering te kennen die aan de basis lag van de toepassing van samengestelde rente, wat de verplichting van de Commissie tot motivering van de bestreden beschikking des te groter maakte.

45      Verder heeft de Commissie het gebruik van de rentevoet van 5,7 % niet toereikend gemotiveerd. In de bestreden beschikking omschrijft zij deze rentevoet enkel als de referentievoet die sinds 1 januari 2000 wordt gehanteerd om het steunelement van de overheidssubsidies in Frankrijk te meten, en in een voetnoot haalt zij een door haar opgestelde tabel aan die wordt gebruikt voor de berekening van het „nettosubsidie-equivalent” van een steunmaatregel en die de voor de lidstaten vastgestelde referentie‑ en disconteringspercentages aangeeft (punten 172 en 239).

46      Volgens de mededeling van de Commissie van 1997 over de methode waarmee de referentie‑ en disconteringspercentages worden vastgesteld (PB C 273, blz. 3), wordt het „indicatieve rentepercentage gedefinieerd als de vijfjaars interbancaire swaprente [...], vermeerderd met een opslag”. De voor het jaar 2000 toepasselijke rentevoet van 5,7 % stemde kennelijk overeen met een referentievoet voor een periode van vijf jaar. De bestreden beschikking verschaft evenwel geen enkele rechtvaardiging voor het gebruik van een dergelijke rentevoet voor een periode van dertien jaar die loopt vanaf de datum van de litigieuze verkoop in 1987 tot de vaststelling van de bestreden beschikking in 2000.

47      Bovendien bevat de mededeling van 1997 geen enkele aanwijzing over de vraag of de rente enkelvoudig dan wel samengesteld dient te zijn. Tot de vaststelling van de bestreden beschikking is de betrokken tabel gebruikt voor de toepassing van enkelvoudige rente. Nergens in de bestreden beschikking wordt uiteengezet of deze percentages zijn vastgesteld voor de berekening van samengestelde rente.

48      De Commissie betoogt dat het gebruik van samengestelde rente ter actualisering van de oorspronkelijke waarde van de subsidie gerechtvaardigd is door de noodzaak de daadwerkelijke mededinging te herstellen door het voordeel dat de begunstigde heeft behaald, teniet te doen (zie hierboven, punt 32).

49      Een dergelijke rechtvaardiging veronderstelt evenwel dat de begunstigde op de betrokken datum nog steeds een dergelijk voordeel geniet en dat de litigieuze steunmaatregel formeel vergelijkbaar is met een renteloze lening voor een bedrag dat overeenstemt met de waarde van de oorspronkelijke subsidie. De bestreden beschikking bevat geen enkele toelichting hieromtrent.

50      Zoals gezegd, nam de in 1987 aan Scott verleende steun volgens de bestreden beschikking de vorm aan van de overdracht van een bouwrijp gemaakt terrein tegen een voorkeursprijs, dat wil zeggen tegen een prijs beneden de toenmalige marktprijs. Het spreekt geenszins voor zich dat in dergelijke omstandigheden de actualisering van de geschatte waarde van de oorspronkelijke subsidie door toepassing van een samengestelde rente van 5,7 % gedurende de betrokken periode een cijfer oplevert dat overeenstemt met de waarde van het voordeel dat de begunstigde als eigenaar van het goed in 2000 genoot. De Commissie heeft immers vastgesteld dat het in 1987 toegekende voordeel bestond in de overdracht van de eigendom van het bouwrijp gemaakte terrein, die voor 56 % was gesubsidieerd (39,58 miljoen FRF op een geschatte waarde van 70,588 miljoen FRF). In de bestreden beschikking wordt niet nader uiteengezet in hoeverre Scott op het tijdstip van de vaststelling ervan nog steeds een dergelijk voordeel genoot.

51      Bovendien staat vast dat Scott haar activiteiten in de industriezone van La Saussaye heeft stopgezet en dat het terrein en de fabriek in 1998 aan P & G zijn verkocht (zie hierboven, punt 7). Volgens de Franse autoriteiten bedroeg de prijs 27,6 miljoen FRF (punt 162 van de bestreden beschikking). Hoewel de Commissie het niet nodig heeft geacht dit cijfer te verifiëren, betwist zij niet dat deze verkoop onder normale marktvoorwaarden heeft plaatsgevonden en gaat zij in het kader van het onderzoek van deze verkoop in de bestreden beschikking uit van de mogelijkheid dat het terrein is verkocht voor 27,6 miljoen FRF (punten 163‑166). Deze prijs was evenwel niet alleen lager dan de waarde die de Commissie in 1987 had vastgesteld (70,588 miljoen FRF), maar ook lager dan de prijs van 31 miljoen FRF die Scott aan Sempel had betaald.

52      In deze omstandigheden en bij gebreke van enige motivering in de bestreden beschikking betreffende het verband tussen het voordeel dat Scott in 2000 zou hebben genoten en het bedrag van 80,77 miljoen FRF, verkeert het Gerecht in de onmogelijkheid om zijn rechterlijke controle uit te oefenen met betrekking tot de vraag of de toepassing van een samengestelde rente een geactualiseerde waarde oplevert die overeenstemt met de waarde van het voordeel dat dient te worden tenietgedaan.

53      Ten slotte bevat de bestreden beschikking een duidelijke incoherentie waarvoor de Commissie geen verklaring heeft gegeven. Hoewel zij de geactualiseerde waarde van de steun in de bestreden beschikking heeft berekend op basis van een samengestelde rente, bepaalt artikel 2 van deze beschikking dat de terugvordering overeenkomstig de nationale regels dient plaats te vinden (zie hierboven, punt 10), wat tot gevolg heeft dat de rente voor de periode vanaf de vaststelling van de bestreden beschikking tot de terugbetaling van de steun op basis van een enkelvoudige rente dient te worden berekend. De Commissie heeft helemaal geen rechtvaardiging gegeven voor het feit dat tot de vaststelling van de bestreden beschikking een samengestelde rente wordt gehanteerd en vervolgens, tot de terugbetaling van de steun, een enkelvoudige rente. Bovendien heeft de Commissie, hoewel Scott op deze incoherentie heeft gewezen (zie hierboven, punt 31), zelfs niet getracht in het kader van de onderhavige procedure haar benadering op dit punt te rechtvaardigen.

54      Hieruit volgt dat de bestreden beschikking ontoereikend is gemotiveerd. Bijgevolg dient het vijfde onderdeel van het tweede middel te worden aanvaard en dient de bestreden beschikking nietig te worden verklaard voor zover zij betrekking heeft op de steun die in de vorm van de voorkeursprijs voor het litigieuze terrein is verleend, zonder dat de overige middelen en argumenten ter ondersteuning van het beroep dienen te worden onderzocht.

 Kosten

55      In zijn hierboven in punt 18 aangehaalde arrest Département du Loiret/Commissie heeft het Gerecht de beslissing omtrent de kosten aangehouden.

56      Derhalve moet het Gerecht in dit arrest beslissen over alle kosten betreffende de voor het Gerecht gevoerde procedures.

57      Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dat is gevorderd. Aangezien verweerster grotendeels in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van verzoeker en Scott te worden verwezen in haar eigen kosten en in de kosten van deze laatsten.

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Eerste kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      Beschikking 2002/14/EG van de Commissie van 12 juli 2000 betreffende door Frankrijk verleende staatssteun ten behoeve van Scott Paper SA/Kimberly-Clark wordt nietig verklaard voor zover zij betrekking heeft op de steun in de vorm van de in artikel 1 ervan bedoelde voorkeursprijs voor een terrein.

2)      De Commissie draagt haar eigen kosten en die van verzoeker en Scott.

Cooke

García-Valdecasas

Labucka

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 29 maart 2007.

De griffier

 

      De president van de Eerste kamer

E. Coulon

 

      J. D. Cooke


* Procestaal: Frans.