Language of document :

Beroep ingesteld op 4 september 2013 – Syrian Lebanese Commercial Bank/Raad

(Zaak T-477/13)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Syrian Lebanese Commercial Bank S.A.L. (Beiroet, Libanon) (vertegenwoordigers: P. Vanderveeren, L. Defalque en T. Bontinck, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

vaststellen dat de Europese Unie niet-contractueel aansprakelijk is doordat verzoekster is opgenomen in bijlage II bij verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad en niet van de daarin opgenomen lijst is geschrapt;

bijgevolg de Unie veroordelen tot betaling van een redelijke en volledige vergoeding van de schade die verzoekster heeft geleden door het onrechtmatige optreden van de Unie, zulks ten bedrage van eenenveertig miljoen vierenzeventigduizend negenhonderdveertig EUR (41 074 940 EUR), vermeerderd met compenserende rente en vertragingsrente tegen het tarief dat door de Europese Centrale Bank op haar belangrijkste herfinancieringstransacties wordt toegepast, vermeerderd met twee procentpunten, alsmede tot betaling van een voorlopige vergoeding van één miljoen EUR, welke kan worden aangepast al naargelang de uitgaven en investeringen die verzoekster zich genoodzaakt ziet te doen om haar imago en reputatie te herstellen;

subsidiair, voor zover mocht worden geoordeeld dat de geleden schade opnieuw moet worden begroot, een deskundigenonderzoek bevelen op grond van artikel 65, sub d, artikel 66, lid l, en artikel 70 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht;

de Raad verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vier middelen aan die betrekking hebben op vermeend onrechtmatig optreden van de Raad bij het nemen van bevriezingsmaatregelen en het handhaven daarvan sinds januari 2012:

kennelijke beoordelingsfout wat betreft haar betrokkenheid bij de financiering van het Syrische regime;

ontbreken van een toereikende en duidelijke motivering van de maatregelen die de Raad tegen haar heeft genomen;

schending van de rechten van de verdediging, het recht op een eerlijk proces en het recht op effectieve rechterlijke bescherming, en

ontoereikend onderzoek van de Raad waardoor de door de Raad genomen beperkende maatregelen onrechtmatig zijn.

Volgens verzoekster zijn de bevriezingsmaatregelen van de Raad met zekerheid de oorzaak van de materiële en immateriële schade die zij heeft geleden.

Wat de materiële schade betreft, stelt verzoekster aanzienlijke exploitatie- en technologische verliezen te hebben geleden met name als gevolg van het verlies van zakelijke relaties met verschillende Europese en Arabische banken, een sterke daling van haar bedrijfsresultaat en het verlies van veel bankactiva sinds 2012. Bovendien heeft haar leverancier van banksoftware hun zakelijke relatie beëindigd.

Wat de immateriële schade betreft, vordert verzoekster vergoeding van de schade die voortvloeit uit de aantasting van haar imago door de onrechtmatige bevriezingsmaatregelen die de Raad heeft genomen.