Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 1 juli 2005 ingesteld door Fernanda Ehrhardt-Avancini tegen Europees Parlement

(Zaak T-256/05)

Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 1 juli 2005 beroep ingesteld tegen Europees Parlement door Fernanda Ehrhardt-Avancini, wonende te Luxemburg, vertegenwoordigd door G. Vandersanden, L. Levi en C. Ronzi, advocaten.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

-    nietig te verklaren het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) houdende afwijzing van zijn verzoek om de inminderingbrenging van 207 uur en 30 minuten op haar vakantieverlof en vervolgens op haar bezoldiging/pensioen ongedaan te maken;

-    vertragingsrente toe te kennen;

-    verweerder te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ten tijde van de feiten was verzoekster ambtenaar van het Europees Parlement. Bij brief van 21 juli 2004 heeft het Europees Parlement haar laten weten dat 207 uur 30 minuten op haar vakantieverlof in mindering zouden worden gebracht om reden van afwezigheid wegens ziekte in de periode van 28 mei tot 11 juli 2004. Het Parlement heeft dit besluit genomen ten vervolge op de conclusie van een onderzoek van verzoekster in het kader een procedure van arbitrage door een afhankelijke arts overeenkomstig artikel 59 van het Statuut. Bij dit onderzoek was gebleken dat verzoekster in staat was haar werkzaamheden te hervatten. Een later verzoek om het in mindering brengen van de uren ongedaan te maken, is door het Parlement eveneens afgewezen.

Ter ondersteuning van haar beroep stelt verzoekster dat artikel 59 van het Statuut en de interne regels van het Parlement zijn geschonden doordat zij aan medische arbitrage is onderworpen zonder vooraf door de controlerende arts te zijn onderzocht. Verder stelt zij niet-nakoming van de motiveringsplicht en schending van de rechten van de verdediging en van het beginsel "patere quam ipse legem fecisti".

____________