Language of document : ECLI:EU:C:2009:337

Zaak C‑241/07

JK Otsa Talu OÜ

tegen

Põllumajanduse Registrite ja Informatsiooni Amet (PRIA)

(verzoek van de Riigikohus om een prejudiciële beslissing)

„EOGFL – Verordening (EG) nr. 1257/1999 – Gemeenschapssteun voor plattelandsontwikkeling – Steun voor milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden”

Samenvatting van het arrest

Landbouw – Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Financiering door EOGFL – Steun voor plattelandsontwikkeling – Steun voor milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden

(Verordening nr. 1257/1999 van de Raad, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2223/2004, art. 24, lid 1, 37, lid 4, en 39, lid 3)

De bepalingen van artikel 24, lid 1, van verordening nr. 1257/1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie‑ en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), zoals gewijzigd bij verordening nr. 2223/2004, gelezen in samenhang met de artikelen 37, lid 4, en 39 van die verordening, staan er niet aan in de weg dat een lidstaat, wegens de ontoereikendheid van de begrotingsmiddelen, de kring van ontvangers van de steun voor plattelandsontwikkeling beperkt tot die landbouwers ten gunste van wie reeds in het voorafgaande begrotingsjaar een besluit tot verlening van dergelijke steun is genomen.

Gelet op de doelstelling van verordening nr. 1257/1999, die de ontwikkeling van milieuvriendelijke landbouw en de plattelandsontwikkeling in het algemeen wil bevorderen, moeten de lidstaten zich inspannen om hun financiële middelen aldus te beheren dat zij aan iedere in aanmerking komende aanvrager in de zin van die verordening steun voor plattelandsontwikkeling kunnen verlenen. De artikelen 37, lid 4, en 39, lid 3, van die verordening bepalen evenwel dat de lidstaten verdere of restrictievere voorwaarden voor de toekenning van communautaire steun voor plattelandsontwikkeling kunnen vaststellen, mits die voorwaarden coherent zijn met de in die verordening vastgestelde doelstellingen en eisen, en de steunmaatregelen later door de lidstaten kunnen worden herzien, als dat voor de verenigbaarheid en coherentie nodig is. Bijgevolg kan het programma van de steunregeling voor milieumaatregelen in de landbouw evolueren. Bij de aanpassing van die regeling moeten de doelstellingen van die verordening in acht worden genomen.

Rekening houdend met de omstandigheid dat de begrotingsmiddelen in de betrokken lidstaat ontoereikend waren, valt de keuze van de nationale wetgever om de kring van voor steun voor plattelandsontwikkeling in aanmerking komende landbouwers te beperken tot die landbouwers die reeds in het voorafgaande begrotingsjaar verbintenissen op het gebied van milieumaatregelen in de landbouw hadden aangegaan, binnen de handelingsvrijheid van de lidstaten op grond van verordening nr. 1257/1999.

(cf. punten 38‑40, 48, 54 en dictum)