Language of document : ECLI:EU:T:2015:645





Arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 18 september 2015 –
Oil Pension Fund Investment Company/Raad

(Zaak T‑121/13)

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie – Bevriezing van tegoeden – Motiveringsplicht – Rechten van verdediging – Recht op een effectieve rechterlijke bescherming – Kennelijke beoordelingsfout – Evenredigheid – Eigendomsrecht – Werking in de tijd van de gevolgen van een nietigverklaring”

1.                     Europese Unie – Rechterlijk toezicht op de rechtmatigheid van de handelingen van de instellingen – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Maatregelen ter bestrijding van nucleaire proliferatie – Omvang van het toezicht – Uitsluiting van elementen die na vaststelling van het bestreden besluit ter kennis van de instelling zijn gebracht [Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47; besluiten van de Raad 2010/413/GBVB, art. 20, lid 1, c), en 2012/829/GBVB, art. 1; verordeningen van de Raad nr. 267/2012, art. 23, lid 2, d), en nr. 1264/2012] (cf. punten 32‑34, 40)

2.                     Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Gedeeltelijke nietigverklaring van een verordening en een besluit betreffende de vaststelling van beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Inwerkingtreding van deze nietigverklaring vanaf het verstrijken van de termijn van hogere voorziening of vanaf de afwijzing van de hogere voorziening [Art. 264, tweede alinea, VWEU en 266 VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 56, eerste alinea; besluiten van de Raad 2010/413/GBVB, art. 20, lid 1, c), en 2012/829/GBVB, art. 1; verordeningen van de Raad nr. 267/2012, art. 23, lid 2, d), en nr. 1264/2012] (cf. punten 44, 45, 47‑50)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van besluit 2012/829/GBVB van de Raad van 21 december 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 356, blz. 71), en van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1264/2012 van de Raad van 21 december 2012 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 356, blz. 55), voor zover die handelingen verzoekster betreffen

Dictum

1)

Besluit 2012/829/GBVB van de Raad van 21 december 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran wordt nietig verklaard voor zover daarbij de naam van Oil Pension Fund Investment Company is opgenomen op de lijst in bijlage II bij besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van gemeenschappelijke standpuntbepaling 2007/140/GBVB.

2)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1264/2012 van de Raad van 21 december 2012 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran, wordt nietig verklaard voor zover daarbij de naam van Oil Pension Fund Investment Company is opgenomen op de lijst in bijlage IX bij verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EU) nr. 961/2010.

3)

De gevolgen van besluit 2012/829 en uitvoeringsverordening nr. 1264/2012 worden ten aanzien van Oil Pension Fund Investment Company gehandhaafd tot op de datum waarop de in artikel 56, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie bedoelde termijn voor het indienen van een verzoek om hogere voorziening verstrijkt of, indien binnen die termijn een verzoek om hogere voorziening is ingediend, tot op het moment waarop de hogere voorziening wordt afgewezen.

4)

De Raad van de Europese Unie zal zijn eigen kosten dragen alsmede die van Oil Pension Fund Investment Company.