Language of document :

Beroep ingesteld op 14 september 2009 - Novácke chemické závody / Commissie

(Zaak T-352/09)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Novácke chemické závody, a.s. (Nováky, Slowaakse Republiek) (vertegenwoordiger: A. Černejová, lawyer)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

De bestreden beschikking ten aanzien van verzoekster nietig verklaren en derhalve de boete die verzoekster is opgelegd nietig verklaren; of

subsidiair, de bij artikel 2 van de beschikking aan verzoekster opgelegde boete nietig verklaren althans aanzienlijk verlagen; en

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert in het onderhavige beroep nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 22 juli 2009 (Zaak nr. COMP/F/39.396 - Calcium en magnesium reagentia voor de staal- en gasindustrie), waarin de Commissie verzoekster samen met andere ondernemingen aansprakelijk stelt voor schending van de artikelen 81 EG en 53 EER door marktverdeling, quota, toewijzing van afnemers, prijsbepaling en uitwisseling van gevoelige handelsinformatie tussen leveranciers van calciumcarbide en magnesiumkorrels. Subsidiair vordert verzoekster op basis van artikel 31 van verordening (EG) nr. 1/2003 nietigverklaring of verlaging van haar opgelegde boete.

Het beroep is gebaseerd op het volgende:

Verzoekster stelt ten eerste dat de Commissie algemene beginselen van gemeenschapsrecht, namelijk het evenredigheidsbeginsel en het beginsel van gelijke behandeling, heeft geschonden door verzoekster een buitensporige en disproportionele boete op te leggen.

Verzoekster stelt ten tweede dat de Commissie niet heeft nagegaan in hoeverre verzoekster in staat is om de boete te betalen en welk risico bestaat dat de boete leidt tot haar faillissement. Verzoekster stelt met name dat de Commissie wezenlijke procedurevoorschriften heeft geschonden, dat zij het door verzoekster overgelegde bewijs, waaruit blijkt dat indien de Commissie haar een boete oplegt, direct gevaar voor een faillissementsprocedure dreigt, niet goed heeft onderzocht. Derhalve heeft de Commissie een kennelijke beoordelingsfout begaan door voornoemd risico niet te hebben vastgesteld en punt 35 van de Richtsnoeren niet op verzoekster te hebben toegepast.

Verzoekster betoogt ten derde dat het opleggen van de boete aan verzoekster direct zal leiden tot haar faillissement alsmede haar verdwijning als concurrent van de betrokken markt. Volgens verzoekster heeft de Commissie aldus artikel 3, lid 1, sub g, EG geschonden door de mededinging op de betrokken markt te vervalsen of uit te schakelen.

____________