Language of document : ECLI:EU:C:2017:986

Zaak C649/16

Peter Valach e.a.

tegen

Waldviertler Sparkasse Bank AG e.a.

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door het Oberste Gerichtshof)

„Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Verordening (EU) nr. 1215/2012 – Werkingssfeer – Vordering wegens aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad ingesteld tegen de leden van een schuldeiserscomité die in een insolventieprocedure een saneringsplan hebben afgewezen”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 20 december 2017

1.        Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 1215/2012 – Werkingssfeer – Uitgesloten gebieden – Faillissementen, akkoorden en andere soortgelijke procedures – Begrip – Vorderingen die rechtstreeks voortvloeien uit een insolventieprocedure en daarmee nauw samenhangen – Toepasselijkheid van verordening nr. 1346/2000

[Verordening nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, lid 2, b); verordening nr. 1346/2000 van de Raad]

2.        Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Rechterlijke bevoegdheid en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Verordening nr. 1215/2012 – Werkingssfeer – Uitgesloten gebieden – Faillissementen, akkoorden en andere soortgelijke procedures – Draagwijdte – Vordering wegens aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad die tegen de leden van een schuldeiserscomité is ingesteld wegens van hun stemgedrag in het kader van een insolventieprocedure – Daarvan uitgesloten – Toepasselijkheid van verordening nr. 1346/2000

[Verordening nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, lid 2, b); verordening nr. 1346/2000 van de Raad]

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 26, 27)

2.      Artikel 1, lid 2, onder b), van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet in die zin worden uitgelegd dat deze bepaling van toepassing is op een vordering wegens aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad die tegen de leden van een schuldeiserscomité is ingesteld wegens van hun stemgedrag over een saneringsplan in het kader van een insolventieprocedure, en dat een dergelijke vordering dus van de materiële werkingssfeer van die verordening is uitgesloten.

(zie punt 40 en dictum)