Language of document :

Beroep ingesteld op 23 februari 2024 – Companhia Siderúrgica Nacional en Lusosider-Aços Planos / Commissie

(Zaak T-110/24)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Companhia Siderúrgica Nacional (São Paolo, Brazilië), Lusosider-Aços Planos SA (Seixal, Portugal) (vertegenwoordigers: L. Catrain González, F. Pili en S. Seeuws, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

uitvoeringsverordening (EU) 2023/2758 van de Commissie van 12 december 2023 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, van oorsprong uit de Federale Republiek Brazilië, de Islamitische Republiek Iran en de Russische Federatie, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van verordening (EU) 2016/1036 van het Europees parlement en de Raad1 in haar geheel nietig te verklaren, dan wel voor zover zij verzoeksters betreft;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoeksters vier middelen aan.

Eerste middel: de Europese Commissie heeft niet de juiste rechtsgrondslag gebruikt om het onderzoek te voeren naar het definitieve antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, van oorsprong uit de Federale Republiek Brazilië, de Islamitische Republiek Iran en de Russische Federatie. De Europese Commissie ging verder dan de strekking van artikel 11, lid 2, van verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad1 (basisverordening) door Ukraine uit te sluiten van de definitieve antidumpingrechten en door geen acht te slaan op de fundamentele wijziging in de omstandigheden sinds de oorspronkelijke maatregelen. Verzoeksters betogen dat de Europese Commissie op eigen initiatief een tussentijds nieuw onderzoek had moeten openen in de zin van artikel 11, lid 3, van de basisverordening, in combinatie met een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen in de zin van artikel 11, lid 2. In die context had de Europese Commissie de wijziging in de omstandigheden moeten beoordelen die sinds het opleggen van de oorspronkelijke maatregelen was veroorzaakt door de wezenlijke impact van de EU-sancties tegen Rusland en de vrijwaringsmaatregelen op de invoer van de onderzochte producten. De fout van de Europese Commissie vormt een ernstige inbreuk op het Unierecht, aangezien zij in strijd is met, ten eerste, de bepalingen en onderliggende beginselen van de basisverordening zoals die worden uitgelegd in het licht van de EU-regels en het internationale rechtsbeginsel van fundamentele wijziging in de omstandigheden, en, ten tweede, verzoeksters' grondrecht op behoorlijk bestuur naar Unierecht.

Tweede middel: de beoordeling door de Europese Commissie van de voorwaarden om de oorspronkelijke maatregelen te verlengen, in het bijzonder wat de test inzake de waarschijnlijkheid van herhaling van schade betreft, is gebaseerd op kennelijke fouten bij de beoordeling van de relevante feiten, die de bestreden verordening ongeldig hebben gemaakt.

Derde middel: de asymmetrie in de beoordeling door de Europese Commissie van de Braziliaanse verkoop voor intern gebruik en de niet-interne verkoop tegenover de niet-interne verkoop van de EU maakt het marktaandeel van Braziliaanse producten in de EU kunstmatig groter. Dit heeft de Europese Commissie er ten onrechte toe gebracht te concluderen dat herhaling van schade door de Braziliaanse invoer waarschijnlijk is. Hierdoor maakt de Europese Commissie een ongerechtvaardigd onderscheid tussen Braziliaanse producten en producten die door EU-producenten zijn vervaardigd.

Vierde middel: de bestreden verordening schendt de motiveringsvereisten van artikel 296 VWEU.

____________

1 Uitvoeringsverordening (EU) 2023/2758 van de Commissie van 12 december 2023 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal, van oorsprong uit de Federale Republiek Brazilië, de Islamitische Republiek Iran en de Russische Federatie, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 2023/2758, 13.12.2023).

1 Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB 2016, L 176, blz. 21).