Language of document : ECLI:EU:C:2016:838

Zaak C243/15

Lesoochranárske zoskupenie VLK

tegen

Obvodný úrad Trenčín

(verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Najvyšší súd Slovenskej republiky)

„Prejudiciële verwijzing – Milieu – Richtlijn 92/43/EEG – Instandhouding van de natuurlijke habitats – Artikel 6, lid 3 – Verdrag van Aarhus – Inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden – Artikelen 6 en 9 – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikel 47 – Recht op een effectieve rechterlijke bescherming – Project voor de plaatsing van een omheining – Beschermd gebied van Strážovské vrchy – Bestuursrechtelijke vergunningprocedure – Milieubeschermingsorganisatie – Verzoek tot verkrijging van de hoedanigheid van partij in de procedure – Afwijzing – Beroep in rechte”

Samenvatting – Arrest van het Hof (Grote kamer) van 8 november 2016

1.        Milieu – Instandhouding van de natuurlijke habitats en van de wilde flora en fauna – Richtlijn 92/43 – Goedkeuring van een plan of een project betreffende een beschermd gebied – Voorwaarden – Voorafgaande controle – Beoordeling van de gevolgen van het project voor het gebied

(Richtlijn 92/43 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/105, art. 6, lid 3)

2.        Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Verzoek tot uitlegging van het Handvest van de grondrechten van de Unie – Nationale rechtssituatie die een aanknopingspunt met het Unierecht heeft – Bevoegdheid van het Hof erkend

[Art. 4, lid 3, VEU en 19, lid 1, VEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47 en 51, lid 1; verdrag van Aarhus, art. 6, lid 1, b); richtlijn 92/43 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/105, art. 6, lid 3]

3.        Prejudiciële vragen – Bevoegdheid van het Hof – Grenzen – Bevoegdheid van de nationale rechter – Vaststelling en beoordeling van de feiten van het geding

(Art. 267 VWEU)

4.        Milieu – Instandhouding van de natuurlijke habitats en van de wilde flora en fauna – Richtlijn 92/43 – Goedkeuring van een plan of een project betreffende een beschermd gebied – Administratieve procedure – Verzoek van een milieubeschermingsorganisatie tot verkrijging van de hoedanigheid van partij in de procedure – Automatische afwijzing na de sluiting van de procedure met als gevolg dat die organisatie geen beroep kan instellen – Ontoelaatbaarheid – Schending van het recht op effectieve rechterlijke bescherming

[Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47; verdrag van Aarhus, art. 2, lid 5, 6, lid 1, b), en 9, leden 2 en 4; richtlijn 92/43 van de Raad, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/105, art. 6, lid 3]

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 42, 66)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 50‑53, 65)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 64)

4.      Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 9, leden 2 en 4, van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden – voor zover daarin het recht is vastgelegd op doeltreffende rechterlijke bescherming, onder voorwaarden die een ruime toegang tot de rechter verzekeren, van de rechten die een milieubeschermingsorganisatie die voldoet aan de vereisten van artikel 2, lid 5, van dat verdrag, ontleent aan het Unierecht, in casu aan artikel 6, lid 3, van richtlijn 92/43 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/105, gelezen in samenhang met artikel 6, lid 1, onder b), van dat verdrag – moet in die zin worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een uitlegging van regels van nationaal procesrecht volgens welke een beroep tegen een besluit waarbij wordt geweigerd aan een dergelijke organisatie de hoedanigheid toe te kennen van partij in een bestuursrechtelijke procedure inzake de verlening van een vergunning voor een project dat zal worden verwezenlijkt in een uit hoofde van richtlijn 92/43, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/105, beschermd gebied, niet noodzakelijkerwijs hoeft te worden behandeld tijdens die procedure, die definitief kan worden beëindigd voordat een definitieve rechterlijke beslissing over de hoedanigheid van partij is genomen, en dit beroep automatisch wordt verworpen zodra voor dat project een vergunning is verleend, waardoor deze organisatie dus wordt gedwongen een ander type beroep in te stellen teneinde die hoedanigheid te verkrijgen en door de rechter te laten toetsen of de bevoegde nationale autoriteiten hun uit artikel 6, lid 3, van die richtlijn voortvloeiende verplichtingen zijn nagekomen.

(zie punt 73 en dictum)