Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Cour de cassation (Frankrijk) op 16 maart 2021 – Procureur général près la cour d’appel d’Angers / KL

(Zaak C-168/21)

Procestaal: Frans

Verwijzende rechter

Cour de cassation

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Procureur général près la cour d’appel d’Angers

Verwerende partij: KL

Prejudiciële vragen

Moeten artikel 2, lid 4, en artikel 4, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JBZ1 aldus worden uitgelegd dat is voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid in een situatie als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, waarin om overlevering wordt verzocht voor handelingen die in de uitvaardigende lidstaat zijn gekwalificeerd als vernieling en plundering bestaande in feiten van vernieling en plundering waardoor de openbare orde kan worden verstoord, wanneer in de uitvoerende lidstaat sprake is van de delictsomschrijvingen diefstal met beschadiging, vernieling of beschadiging waarin het voornoemde bestanddeel „verstoring van de openbare orde” niet is vereist?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, moeten artikel 2, lid 4, en artikel 4, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JBZ dan aldus worden uitgelegd dat de rechterlijke autoriteit van de uitvoerende lidstaat kan weigeren uitvoering te geven aan een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf, wanneer zij vaststelt dat de betrokken persoon door de rechterlijke autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat tot deze vrijheidsstraf is veroordeeld wegens het begaan van één strafbaar feit bestaande in verschillende handelingen die in het recht van de uitvoerende lidstaat slechts ten dele zijn gekwalificeerd als strafbaar? Moet onderscheid worden gemaakt naargelang de rechterlijke autoriteit van de uitvaardigende lidstaat deze verschillende handelingen al dan niet als een onlosmakelijk verbonden geheel heeft beschouwd?

Verplicht artikel 49, lid 3, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie de rechterlijke autoriteit van de uitvoerende lidstaat om te weigeren uitvoering te geven aan een Europees aanhoudingsbevel wanneer dit aanhoudingsbevel is uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van één straf uit hoofde van één strafbaar feit en, daar een aantal van de feiten waarvoor die straf is opgelegd niet strafbaar is gesteld in het recht van de uitvoerende lidstaat, de overlevering slechts voor een deel van die feiten kan worden toegestaan?

____________

1 Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB 2002, L 190, blz. 1).