Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 20 juli 2023 door Deutsche Lufthansa AG tegen het arrest van het Gerecht (Tiende kamer - uitgebreid) van 10 mei 2023 in gevoegde zaken T-34/21 en T-87/21, Ryanair en Condor Flugdienst / Commissie (Lufthansa; COVID-19)

(Zaak C-457/23 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Deutsche Lufthansa AG (vertegenwoordigers: H.-J. Niemeyer, C. Wilken, J. Burger en C. Sielmann, Rechtsanwälte)

Andere partijen in de procedure: Ryanair DAC, Condor Flugdienst GmbH, Europese Commissie, Bondsrepubliek Duitsland, Franse Republiek

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het bestreden arrest te vernietigen en de vorderingen van Ryanair in zaak T-34/21 en die van Condor in zaak T-87/21 af te wijzen;

Ryanair en Condor hoofdelijk te verwijzen in de kosten van de hogere voorziening, Ryanair te verwijzen in de kosten van de procedure in eerste aanleg in zaak T-34/21 en Condor te verwijzen in de kosten van de procedure in eerste aanleg in zaak T-87/21.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van haar hogere voorziening voert rekwirante zes middelen aan.

Eerste middel: het Gerecht heeft bij zijn uitlegging van punt 49, onder c), van de tijdelijke kaderregeling1 blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door van de Europese Commissie te verlangen dat zij beoordeelt of een begunstigde een niet onaanzienlijk deel van zijn liquiditeitsbehoeften op de markt kan verkrijgen, en door voorbij te gaan aan de rechtspraak van het Hof in het arrest Tempus2 , aangezien de Europese Commissie niet is verzocht om aanvullende informatie over de destijds beschikbare financiering voor rekwirante in te winnen en te onderzoeken.

Tweede middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door een verkeerde juridische maatstaf te hanteren bij de beoordeling van het alternatieve mechanisme voor een verhogingsmechanisme met oplopende vergoeding. Het Gerecht heeft geen rekening gehouden met de totale gecombineerde gevolgen van de herkapitalisatie en heeft ten onrechte geoordeeld dat een alternatief mechanisme steeds een dynamisch ex-post stimulerend element moet bevatten. Aangezien de daaraan ten grondslag liggende kwesties betrekking hebben op een grondige economische beoordeling, heeft het Gerecht inbreuk gemaakt op de ruime beoordelingsvrijheid van de Europese Commissie en heeft het de feiten juridisch onjuist gekwalificeerd.

Derde middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de Europese Commissie geen andere conversieprijs mocht aanvaarden dan die welke in punt 67 van de tijdelijk kaderregeling is vastgesteld. Het Gerecht is voorbijgegaan aan de ruime beoordelingsvrijheid van de Europese Commissie om alternatieve methoden te aanvaarden, daar er geen theoretische reële waarde ex-claim als bedoeld in punt 67 van de tijdelijke kaderregeling van toepassing was.

Vierde middel: het Gerecht heeft de grenzen van zijn rechterlijke toetsing overschreden en heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting door te oordelen dat de Europese Commissie bijkomende factoren (zoals marktaandeel en vluchten) in aanmerking moest nemen bij haar beoordeling of er sprake was van een aanmerkelijke marktmacht (punt 72 van de tijdelijke kaderregeling) en dat de Europese Commissie zich op basis van de door haar toegepaste criteria niet op goede gronden op het standpunt kon stellen dat Deutsche Lufthansa AG geen aanmerkelijke marktmacht had op de luchthavens van Düsseldorf en Wenen.

Vijfde middel: het Gerecht heeft zijn eigen beoordeling in de plaats gesteld van die van de Europese Commissie door te oordelen dat het niet passend was om concurrenten die reeds op de luchthavens van Frankfurt en München aanwezig waren, uit te sluiten van het afstaan van slots. Bij de beoordeling van de gevolgen daarvan voor het in stand houden van een daadwerkelijke mededinging heeft het Gerecht zijn eigen bevindingen inzake de doeltreffendheid van de verbintenissen inzake de slots tegengesproken.

Zesde middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting door vast te stellen dat de Europese Commissie niet had voldaan aan haar motiveringsplicht met betrekking tot de vergoeding voor het pakket verbintenissen betreffende het afstaan van de slots.

____________

1 Mededeling van de Commissie van 19 maart 2020 met het opschrift „Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak” (PB 2020, C 91 I, blz. 1), zoals gewijzigd op 3 april 2020 (PB 2020, C 112 I, blz. 1) en op 8 mei 2020 (PB 2020, C 164, blz. 3).

1 Arrest van 2 september 2021, Tempus/Commissie, C-57/19 P, EU:C:2021:663.