Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal (England and Wales) (Civil Division) op 18 augustus 2010 - NS / Secretary of State for the Home Department

(Zaak C-411/10)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Court of Appeal (England and Wales) (Civil Division)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: NS

Verwerende partij: Secretary of State for the Home Department

Interveniënten: 1) Amnesty International Limited en het AIRE (Advice on Individual Rights in Europe) Centre, 2) Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties, 3) Equality and Human Rights Commission

Prejudiciële vragen

Valt een beslissing van een lidstaat op grond van artikel 3, lid 2, van verordening nr. 343/20031 (hierna: "verordening") om al dan niet een asielaanvraag te behandelen die volgens de criteria van hoofdstuk III van de verordening niet tot zijn verantwoordelijkheid behoort, onder de werking van het EU-recht in de zin van artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en/of artikel 51 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: "Handvest")?

Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt:

Voldoet een lidstaat aan zijn verplichting tot inachtneming van de EU-grondrechten (waaronder de rechten neergelegd in de artikelen 1, 4, 18, 19, lid 2, en 47 van het Handvest), wanneer deze staat de asielzoeker naar de lidstaat stuurt die door artikel 3, lid 1, overeenkomstig de criteria van hoofdstuk III van de verordening wordt aangewezen als de verantwoordelijke staat (hierna: "verantwoordelijke staat"), ongeacht de situatie in de verantwoordelijke staat?

Staat in het bijzonder de verplichting tot inachtneming van de EU-grondrechten in de weg aan het hanteren van een onweerlegbaar vermoeden dat de verantwoordelijke staat i) de grondrechten van de aanvrager ingevolge het EU-recht, en/of ii) de minimumnormen van de richtlijnen 2003/9/EG2 ("opvangrichtlijn"), 2004/83/EG3 ("erkenningsrichtlijn") en/of 2005/85/EG4 ("procedurerichtlijn") (hierna samen: "richtlijnen") in acht zal nemen?

Zo niet, is een lidstaat op grond van het EU-recht verplicht, en zo ja, in welke omstandigheden, om gebruik te maken van de bevoegdheid van artikel 3, lid 2, van de verordening om een aanvraag te behandelen en daarvoor de verantwoordelijkheid te nemen, wanneer overdracht aan de verantwoordelijke staat de aanvrager zou blootstellen aan het risico van een inbreuk op zijn grondrechten, in het bijzonder de rechten genoemd in de artikelen 1, 4, 18, 19, lid 2, en/of 47 van het Handvest, en/of aan het risico dat de minimumnormen van de richtlijnen niet op hem zullen worden toegepast?

Is de omvang van de bescherming die aan een persoon op wie de verordening van toepassing is, wordt verleend door de algemene beginselen van het EU-recht, in het bijzonder de rechten van de artikelen 1, 18 en 47 van het Handvest, ruimer dan de bescherming die wordt verleend door artikel 3 van het Europees Verdrag voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: "EVRM")?

Is het met de rechten van artikel 47 van het Handvest verenigbaar dat een bepaling van nationaal recht aan een rechterlijke instantie bij de beslissing of iemand op grond van de verordening rechtsgeldig naar een andere lidstaat mag worden verwijderd, voorschrijft om die lidstaat te beschouwen als een staat van waaruit de betrokkene niet - in strijd met zijn rechten uit het EVRM of het Verdrag van 1951 en het protocol van 1967 betreffende de status van vluchtelingen - naar een andere staat zal worden gestuurd?

Voor zover bovenstaande vragen rijzen in verband met de verplichtingen van het Verenigd Koninkrijk, moeten de vragen 2 tot en met 6 dan in enig opzicht anders worden beantwoord om rekening te houden met het protocol (nr. 30) betreffende de toepassing van het Handvest op Polen en het Verenigd Koninkrijk?

____________

1 - Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 50, blz. 1).

2 - Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (PB L 31, blz. 18).

3 - Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming (PB L 304, blz. 12).

4 - Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus (PB L 326, blz. 13).