Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 10 februari 2022 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 1 december 2021 in zaak T-546/20, Sopra Steria Benelux en Unisys Belgium / Commissie

(Zaak C-101/22 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: L. André, M. Ilkova, O. Verheecke, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Sopra Steria Benelux, Unisys Belgium

Conclusies

de punten 52 tot 57, 60, 61, 66, 68 en 69 van het bestreden arrest vernietigen;

het verzoek tot nietigverklaring verwerpen;

Sopra Steria Benelux en Unisys Belgium verwijzen in de kosten van de onderhavige procedure bij het Hof en in die van de procedure bij het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

In haar hogere voorziening voert de Commissie drie middelen aan.

Met het eerste middel wordt aangevoerd dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de brief van verzoeksters in eerste aanleg van 10 juli 2020 aan te merken als een „uitdrukkelijk verzoek” dat was gericht op het vernemen van de redenen die de aanbestedende dienst ertoe hebben gebracht de geselecteerde offerte niet als abnormaal laag te beschouwen.

Het tweede middel betreft een onjuiste opvatting van de feiten doordat er sprake is van een onjuiste beoordeling van de inhoud van het antwoord van de Commissie van 20 juli 2020.

Het derde middel is ontleend aan schending van de reikwijdte van de motiveringsplicht die op de aanbestedende dienst rust krachtens artikel 296 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 170, lid 3, van het Financieel Reglement, wanneer de aanbestedende dienst van oordeel is dat de geselecteerde offerte niet abnormaal laag is.

____________