Language of document : ECLI:EU:C:2017:972

ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer)

14 december 2017 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in burgerlijke zaken – Verordening (EG) nr. 805/2004 – Werkingssfeer – Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen – Executoriale titels die als Europese executoriale titel kunnen worden gewaarmerkt – Beslissing over het bedrag van de proceskosten in een vonnis dat geen betrekking heeft op een niet-betwiste schuldvordering – Daarvan uitgesloten”

In zaak C‑66/17,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Sąd Rejonowy Poznań-Grunwald i Jeżyce w Poznaniu (rechter in eerste aanleg Poznań-Grunwald en Jeżyce, zetelend te Poznań, Polen) bij beslissing van 31 januari 2017, ingekomen bij het Hof op 7 februari 2017, in de procedure

Grzegorz Chudaś,

Irena Chudaś

tegen

DA Deutsche Allgemeine Versicherung Aktiengesellschaft,

wijst

HET HOF (Zevende kamer),

samengesteld als volgt: A. Rosas, kamerpresident, C. Toader (rapporteur) en A. Prechal, rechters,

advocaat-generaal: Y. Bot,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        de Poolse regering, vertegenwoordigd door B. Majczyna als gemachtigde,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Wilderspin en A. Stobiecka-Kuik als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 4, punt 1, en artikel 7 van verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen (PB 2004, L 143, blz. 15).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Grzegorz Chudaś en Irena Chudaś enerzijds, en DA Deutsche Allgemeine Versicherung Aktiengesellschaft anderzijds, over een verzoek totwaarmerking als Europese executoriale titel van een beslissing over het bedrag van de proceskosten in een vonnis dat niet op een niet-betwiste schuldvordering ziet.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

3        De overwegingen 4 tot en met 7 van verordening nr. 805/2004 luiden:

„(4)      Op 30 november 2000 heeft de Raad een programma van maatregelen voor de uitvoering van het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen in burgerlijke en handelszaken aangenomen [PB 2001, C 12, blz. 1]. Dit programma omvat in de eerste fase de afschaffing van het exequatur, dat wil zeggen de invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen.

(5)      Het begrip ‚niet-betwiste schuldvorderingen’ dient betrekking te hebben op alle situaties waarin een schuldeiser, gelet op het feit dat gebleken is dat de schuldenaar de aard of de omvang van een schuldvordering niet betwist, een gerechtelijke beslissing tegen deze schuldenaar heeft verkregen of een executoriale titel waarmee de schuldenaar uitdrukkelijk moet instemmen, in de vorm van een door een gerecht goedgekeurde schikking of een authentieke akte.

(6)      Het ontbreken van betwisting door de schuldenaar overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder b), kan de vorm aannemen van verstek laten gaan bij de terechtzitting of van geen gevolg geven aan een verzoek van het gerecht om het voornemen kenbaar te maken zich in de zaak schriftelijk te verweren.

(7)      Deze verordening dient van toepassing te zijn op beslissingen, gerechtelijke schikkingen en authentieke akten inzake niet-betwiste schuldvorderingen en op uitspraken gegeven ingevolge de instelling van rechtsmiddelen tegen als Europese executoriale titel gewaarmerkte beslissingen, gerechtelijke schikkingen en authentieke akten.”

4        Artikel 2 van deze verordening, met als opschrift „Toepassingsgebied”, bepaalt in lid 1:

„Deze verordening is van toepassing in burgerlijke en handelszaken, ongeacht de aard van het gerecht. Zij heeft in het bijzonder geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken en bestuursrechtelijke zaken of op de aansprakelijkheid van de staat wegens handelingen en omissies bij de uitoefening van het staatsgezag (‚acta iure imperii’).”

5        Artikel 3 van die verordening, met als opschrift „Als Europese executoriale titel te waarmerken executoriale titels”, bepaalt in lid 1, onder b):

„Deze verordening is van toepassing op beslissingen, gerechtelijke schikkingen en authentieke akten inzake niet-betwiste schuldvorderingen.

Een schuldvordering wordt als niet-betwist beschouwd indien:

[…]

b)      de schuldenaar zich niet, overeenkomstig de toepasselijke vormvoorschriften volgens het recht van de lidstaat van oorsprong, in de loop van de gerechtelijke procedure tegen de schuldvordering heeft verweerd; […]”

6        Artikel 4 van verordening nr. 805/2004 luidt:

„In deze verordening wordt verstaan onder:

1.      ‚beslissing’: elke door een gerecht van een lidstaat gegeven beslissing, ongeacht de daaraan gegeven benaming, zoals arrest, vonnis, beschikking of rechterlijk dwangbevel, alsmede de vaststelling door de griffier van het bedrag der proceskosten;

2.      ‚schuldvordering’: een vordering tot betaling van een geldbedrag dat opeisbaar is of waarvoor in de beslissing, gerechtelijke schikking of authentieke akte de datum van opeisbaarheid is bepaald;

[…]”

7        Artikel 6 van verordening nr. 805/2004, met als opschrift „Voorwaarden voor waarmerking als Europese executoriale titel”, bepaalt in lid 1, onder a):

„Een in een lidstaat gegeven beslissing inzake een niet-betwiste schuldvordering wordt, op te eniger tijd aan het gerecht van oorsprong gedaan verzoek, als Europese executoriale titel gewaarmerkt, indien

a)      de beslissing in de lidstaat van oorsprong uitvoerbaar is”.

8        Artikel 7 van deze verordening, met als opschrift „Proceskosten”, luidt:

„Een beslissing die een uitvoerbare beslissing omvat over het bedrag van de proceskosten, de rentevoeten daaronder begrepen, wordt ook ten aanzien van de kosten als Europese executoriale titel gewaarmerkt, tenzij de schuldenaar, overeenkomstig het recht van de lidstaat van oorsprong, er in de loop van de procedure uitdrukkelijk bezwaar tegen heeft aangetekend dat hij deze kosten moet dragen.”

9        Artikel 16 van die verordening, met als opschrift „Behoorlijke inlichting van de schuldenaar over de schuldvordering”, bepaalt:

„Om te verzekeren dat de schuldenaar naar behoren over de schuldvordering werd ingelicht, moet het stuk dat het geding inleidt of het gelijkwaardige stuk de volgende gegevens hebben bevat:

[…]

b)      het bedrag van de schuldvordering;

[…]”

10      In hoofdstuk VII van verordening nr. 805/2004, met als opschrift „Verhouding tot andere communautaire instrumenten”, bepaalt artikel 27 van die verordening, met als opschrift „Verhouding tot verordening (EG) nr. 44/2001”:

„Deze verordening laat de mogelijkheid onverlet om een beslissing, een gerechtelijke schikking of een authentieke akte inzake een niet-betwiste schuldvordering te laten erkennen en ten uitvoer te laten leggen overeenkomstig verordening (EG) nr. 44/2001 [van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB 2001, L 12, blz. 1)].”

 Pools recht

11      Overeenkomstig artikel 189 van de ustawa – Kodeks postępowania cywilnego (wet betreffende het wetboek van burgerlijke rechtsvordering) van 17 november 1964 (Dz. U. nr. 43, volgnr. 296), zoals gewijzigd (geconsolideerde versie Dz. U. van 2016, volgnr. 1822) (hierna: „KPC”) kan een justitiabele bij de rechtbank een verzoek indienen tot verklaring voor recht dat een bepaalde rechtsverhouding of recht bestaat, indien hij daarbij een rechtsbelang heeft.

12      Op grond van artikel 108, lid 1, KPC wordt in elke einduitspraak over de proceskosten beslist.

13      Krachtens de artikelen 339 en 340 KPC wordt een verstekvonnis gewezen als de verwerende partij niet ter terechtzitting is verschenen en mondeling noch schriftelijk verweer heeft gevoerd. Artikel 343 KPC bepaalt dat verstekvonnissen ambtshalve aan beide partijen worden betekend en zij daarbij worden beleerd over de rechtsmiddelen die voor hen openstaan. Volgens artikel 344, lid 1, KPC kan de verwerende partij tegen wie een verstekvonnis is gewezen, binnen twee weken na betekening van het vonnis daartegen in verzet komen. Op grond van artikel 394, lid 1, punt 9, en artikel 394, lid 2, KPC kan een partij die geen beroep ten gronde instelt, binnen een week bij de rechter in tweede aanleg bezwaar maken tegen de beslissing van de rechter in eerste aanleg ten aanzien van de vergoeding van de kosten en de verwijzing in de proceskosten.

14      Volgens artikel 7951 KPC waarmerkt de rechtbank die de beslissing heeft gegeven, die beslissing op verzoek van de schuldeiser als Europese executoriale titel, indien deze beslissing aan de voorwaarden van verordening nr. 805/2004 voldoet.

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

15      De heer en mevrouw Chudaś hebben de Sąd Rejonowy Poznań-Grunwald i Jeżyce w Poznaniu (rechter in eerste aanleg Poznań-Grunwald en Jeżyce, zetelend te Poznań, Polen) verzocht om een verklaring voor recht dat zij de eigendom van een voertuig hebben verworven, waarop die rechtbank DA Deutsche Allgemeine Versicherung Aktiengesellschaft, gevestigd te Oberursel (Duitsland), als verweerster in het geding heeft geroepen.

16      Op 30 maart 2016 is aan DA Deutsche Allgemeine Versicherung Aktiengesellschaftper post een afschrift van het gedinginleidend stuk betekend, samen met een Duitse vertaling en met de dagvaarding voor de terechtzitting van 18 mei 2016. Zij beschikte over een termijn van 30 dagen om haar opmerkingen in te dienen. Deze vennootschap heeft geen opmerkingen ingediend en is evenmin ter terechtzitting verschenen.

17      In deze omstandigheden heeft de Sąd Rejonowy Poznań-Grunwald i Jeżyce w Poznaniu op 18 mei 2016 een verstekvonnis gewezen waarin die rechter heeft verklaard dat de heer en mevrouw Chudaś de eigendom van het betrokken voertuig hadden verworven. Bijgevolg is DA Deutsche Allgemeine Versicherung Aktiengesellschaftveroordeeld tot betaling aan hen van proceskosten voor een bedrag van 3 900 Poolse złoty (PLN) (ongeveer 921 EUR).

18      Op 4 juli 2016 is een in het Duits vertaald afschrift van dat vonnis per post aanDA Deutsche Allgemeine Versicherung Aktiengesellschaftbetekend op het adres van haar zetel, samen met de vermelding van de mogelijkheid om binnen twee weken in verzet te komen tegen het verstekvonnis, en van de mogelijkheid om binnen een week bezwaar te maken betreffende de proceskosten.

19      Aangezien DA Deutsche Allgemeine Versicherung Aktiengesellschaftniet is opgekomen tegen het vonnis van 18 mei 2016, is het vonnis op 19 juli 2016 in kracht van gewijsde gegaan.

20      Op 11 oktober 2016 hebben de heer en mevrouw Chudaś het hoofdgeding ingeleid met het oog op waarmerking als Europese executoriale titel van het deel van het vonnis van 18 mei 2016 dat over de proceskosten gaat.

21      De verwijzende rechter betwijfelt in wezen of een dergelijk verzoek binnen de werkingssfeer van verordening nr. 805/2004 valt.

22      Dienaangaande merkt hij op dat uit een letterlijke uitlegging van artikel 7 van verordening nr. 805/2004, met name uit het gebruik van het woord „ook”, zou kunnen volgen dat er, wat de proceskosten betreft, enkel sprake kan zijn van een waarmerking als Europese executoriale titel indien de beslissing ten gronde een niet-betwiste schuldvordering betreft die zelf voor waarmerking als Europese executoriale titel in aanmerking komt.

23      Daarentegen kan volgens de verwijzende rechter niet worden uitgesloten dat een teleologische uitlegging van de bepalingen van verordening nr. 805/2004 ertoe noopt aan te nemen dat beslissingen over proceskosten niet-betwiste schuldvorderingen kunnen zijn, wat op grond van die verordening de waarmerking als Europese executoriale titel rechtvaardigt.

24      Daarom heeft de Sąd Rejonowy Poznań-Grunwald i Jeżyce w Poznaniu de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Moet artikel 4, punt 1, gelezen in samenhang met artikel 7 van verordening […] nr. 805/2004 […] aldus worden uitgelegd dat een beslissing over de vergoeding van de proceskosten in een declaratoir vonnis omtrent het bestaan van een recht kan worden gewaarmerkt als Europese executoriale titel?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

25      Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 4, punt 1, en artikel 7 van verordening nr. 805/2004 aldus moeten worden uitgelegd dat een uitvoerbare beslissing over het bedrag van de proceskosten in een vonnis dat geen betrekking heeft op een niet-betwiste schuldvordering, als Europese executoriale titel kan worden gewaarmerkt.

26      De verwijzende rechter vraagt zich af of de vordering in het hoofdgeding binnen de werkingssfeer van die verordening valt, aangezien de beslissing waarvan de heer en mevrouw Chudaś om waarmerking als Europese executoriale titel verzoeken, enkel ziet op het deel dat de proceskosten van een vonnis betreft, dat zelf wegens het hoofdvoorwerp ervan, te weten de verklaring voor recht dat een eigendomsrecht bestaat, niet voor tenuitvoerlegging vatbaar is en dus niet binnen de werkingssfeer van die verordening valt.

27      De materiële werkingssfeer van verordening nr. 805/2004 wordt met name bepaald door artikel 2, lid 1, gelezen in samenhang met artikel 3, lid 1, en met artikel 4, punt 2, van deze verordening, volgens welke bepalingen die verordening van toepassing is in burgerlijke en handelszaken, op beslissingen, gerechtelijke schikkingen en authentieke akten inzake niet-betwiste schuldvorderingen. Schuldvorderingen worden omschreven als vorderingen tot betaling van een geldbedrag dat opeisbaar is of waarvoor in die beslissingen, gerechtelijke schikkingen of authentieke aktes de datum van opeisbaarheid is bepaald.

28      Een beslissing kan op grond van artikel 6 van die verordening enkel als Europese executoriale titel worden gewaarmerkt indien zij een niet-betwiste schuldvordering betreft en aan bepaalde in dat artikel vastgestelde voorwaarden is voldaan. Een van de voorwaarden voor deze waarmerking is vervat in lid 1, onder a), van dat artikel, te weten dat de beslissing volgens het recht van de lidstaat van oorsprong uitvoerbaar moet zijn.

29      Verordening nr. 805/2004 voorziet in specifieke bepalingen voor de proceskosten. Artikel 7 van deze verordening bepaalt dat een beslissing die een uitvoerbare beslissing over het bedrag van de proceskosten omvat, ook ten aanzien van deze kosten als Europese executoriale titel wordt gewaarmerkt, tenzij de schuldenaar overeenkomstig het recht van de lidstaat van oorsprong in de loop van het rechtsgeding er uitdrukkelijk bezwaar tegen heeft gemaakt dat hij die kosten moet dragen.

30      Zoals de Poolse regering en de Europese Commissie terecht hebben opgemerkt, blijkt uit de bewoordingen van die laatste bepaling dat een beslissing inzake de proceskosten voor de toepassing van verordening nr. 805/2004 niet als een zelfstandige beslissing kan worden beschouwd, aangezien deze verordening op dergelijke kosten enkel van toepassing is wanneer zij bijkomstig in een hoofdbeslissing zijn opgenomen. Dat in artikel 7 van die verordening het woord „ook” wordt gebruikt, wijst immers erop dat een „uitvoerbare beslissing […] over het bedrag van de proceskosten” enkel als Europese executoriale titel wordt gewaarmerkt wanneer de hoofbeslissing, overeenkomstig het voorwerp van die verordening, op een niet-betwiste schuldvordering ziet.

31      Aan deze vaststelling wordt niet afgedaan door artikel 4 van verordening nr. 805/2004, met als opschrift „Definities”. Het is juist dat artikel 4, punt 1, van deze verordening een „beslissing” omschrijft als elke door een gerecht van een lidstaat gegeven beslissing, waaronder met name „de vaststelling door de griffier van het bedrag der proceskosten”. Daarnaast vormt een uitvoerbare beslissing over het bedrag van de proceskosten in beginsel een „schuldvordering” in de zin van de definitie van dit begrip in artikel 4, punt 2, van die verordening.

32      Uit punt 29 van dit arrest blijkt echter dat een beslissing over het bedrag van de proceskosten – op grond van de specifieke bepalingen over deze kosten waarin artikel 7 van verordening nr. 805/2004 voorziet – niet los van een hoofdbeslissing over een niet-betwiste schuldvordering kan worden gewaarmerkt als een Europese executoriale titel. Aangezien de beslissing over de proceskosten intrinsiek verbonden is met de afdoening van de hoofdvordering die op zich de waarmerking van een beslissing als Europese executoriale titel rechtvaardigt, kunnen de definities in artikel 4 van die verordening geen gevolgen hebben voor de toepasselijkheid van die verordening.

33      Daar de verwijzende rechter zich afvraagt of de doelstellingen van verordening nr. 805/2004 tot een andere gevolgtrekking zouden kunnen leiden, zij eraan herinnerd dat dit instrument volgens artikel 1 ervan als belangrijkste doelstelling heeft door de vastlegging van minimumnormen een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen in het leven te roepen ten behoeve van het vrije verkeer van beslissingen, gerechtelijke schikkingen en authentieke akten in alle lidstaten, zonder dat in de lidstaat van tenuitvoerlegging een intermediaire procedure hoeft te worden ingeleid voorafgaand aan de erkenning en tenuitvoerlegging. Aangezien de voorwaarden voor de toepassing van het bij die verordening ingestelde mechanisme, dat afwijkt van de gewone regeling inzake de erkenning van rechterlijke beslissingen, strikt moeten worden uitgelegd (zie in die zin arrest van 15 maart 2012, G, C‑292/10, EU:C:2012:142, punt 64), kan die doelstelling evenwel niet afdoen aan de uitlegging van de werkingssfeer van die verordening, zoals deze voortvloeit uit de bewoordingen van artikel 7 ervan.

34      In de onderhavige zaak blijkt uit de verwijzingsbeslissing dat de hoofdvordering die aan de basis van de hoofdprocedure ligt, betrekking had op een verzoek tot verklaring voor recht dat er een recht op een roerende zaak bestaat, te weten een personenwagen, en niet op een niet-betwiste schuldvordering. Aangezien een dergelijke vordering niet onder verordening nr. 805/2004 valt, kan ook een beslissing over de proceskosten die met die vordering verband houden, niet als een Europese executoriale titel worden gewaarmerkt op grond van die verordening.

35      Gelet op een en ander moet op de prejudiciële vraag worden geantwoord dat artikel 4, punt 1, en artikel 7 van verordening nr. 805/2004 aldus moeten worden uitgelegd dat een uitvoerbare beslissing over het bedrag van de proceskosten in een vonnis dat geen betrekking heeft op een niet-betwiste schuldvordering, niet als een Europese executoriale titel kan worden gewaarmerkt.

 Kosten

36      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Zevende kamer) verklaart voor recht:

Artikel 4, punt 1, en artikel 7 van verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen moeten aldus worden uitgelegd dat een uitvoerbare beslissing over het bedrag van de proceskosten in een vonnis dat geen betrekking heeft op een niet-betwiste schuldvordering, niet als een Europese executoriale titel kan worden gewaarmerkt.

ondertekeningen


*      Procestaal: Pools.