Language of document : ECLI:EU:T:2011:220

ARREST VAN HET GERECHT (Vierde kamer)

17 mei 2011 (*)

„Gemeenschapsmerk – Aanvraag voor collectief gemeenschapswoordmerk TXAKOLI – Absolute weigeringsgronden – Beschrijvend karakter – Artikel 7, lid 1, sub c, van verordening (EG) nr. 207/2009 – Artikel 66, lid 2, van verordening nr. 207/209 – Ontbreken van onderscheidend vermogen – Artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009”

In zaak T‑341/09,

Consejo Regulador de la Denominación de Origen Txakoli de Álava, gevestigd te Amurrio (Spanje),

Consejo Regulador de la Denominación de Origen Txakoli de Bizkaia, gevestigd te Leioa (Spanje),

Consejo Regulador de la Denominación de Origen Txakoli de Getaria, gevestigd te Getaria (Spanje),

vertegenwoordigd door J. Grimau Muñoz en J. Villamor Muguerza, advocaten,

verzoekers,

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), vertegenwoordigd door J. Crespo Carrillo als gemachtigde,

verweerder,

betreffende een beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 4 juni 2009 (zaak R 197/2009‑2) inzake een aanvraag tot inschrijving van het woordteken TXAKOLI als gemeenschapsmerk,

wijst

HET GERECHT (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: O. Czúcz (rapporteur), kamerpresident, I. Labucka en K. O’Higgins, rechters,

griffier: J. Palacio González, hoofdadministrateur,

gezien het op 27 augustus 2009 ter griffie van het Gerecht neergelegde verzoekschrift,

gezien de op 30 oktober 2009 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord,

gezien de op 30 december 2009 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van repliek,

gezien de op 9 februari 2010 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van dupliek,

na de terechtzitting op 26 oktober 2010,

het navolgende

Arrest

 Voorgeschiedenis van het geding

1        Op 30 mei 2008 hebben verzoekers, de Consejo Regulador de la Denominación de Origen Txakoli de Álava, de Consejo Regulador de la Denominación de Origen Txakoli de Bizkaia en de Consejo Regulador de la Denominación de Origen Txakoli de Getaria, bij het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM) een aanvraag tot inschrijving als collectief gemeenschapsmerk ingediend krachtens verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB 1994, L 11, blz. 1), zoals gewijzigd [vervangen door verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1)].

2        De inschrijvingsaanvraag heeft betrekking op het woordteken TXAKOLI.

3        De waren en diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd, behoren tot de klassen 33, 35, 41 en 42 in de zin van de overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien en gewijzigd, en zijn respectievelijk als volgt omschreven:

–        klasse 33: „Txakoli (chacolí)”;

–        klasse 35: „Groot‑ en kleinhandel, verkoop via wereldwijde computernetwerken, in‑ en uitvoer, reclame, handelsbevordering en commercieel alleenrecht, al het voorgaande met betrekking tot txakoli”;

–        klasse 41: „Educatieve, recreatieve en culturele activiteiten in verband met txakoli”;

–        klasse 42: „Wetenschappelijke en technologische dienstverlening en dienstverlening op het gebied van industrieel onderzoek en kwaliteitscontrole, al het voorgaande met betrekking tot de productie van txakoli”.

4        Bij beslissing van 11 december 2008 heeft de onderzoeker de aanvraag tot inschrijving afgewezen op grond van artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 40/94 (thans artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 207/2009).

5        Op 4 februari 2009 hebben verzoekers bij het BHIM tegen deze beslissing beroep ingesteld op grond van de artikelen 57 tot en met 62 van verordening nr. 40/94 (thans artikelen 58 tot en met 64 van verordening nr. 207/2009).

6        Bij beslissing van 4 juni 2009 (hierna: „bestreden beslissing”) heeft de tweede kamer van beroep van het BHIM het beroep afgewezen op grond dat het aangevraagde merk ten aanzien van de betrokken waren en diensten louter beschrijvend was en elk onderscheidend vermogen miste in de zin van artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 207/2009.

7        Met betrekking tot de in artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 207/2009 bedoelde weigeringsgrond heeft de kamer van beroep erop gewezen dat de term „txakoli („chacolí” in het Spaans) in de Diccionario de la Lengua española van de Real Academia Española voorkomt en daarin wordt omschreven als „een lichte en vrij zure wijn die in Baskenland, Cantabrië en Chili wordt gemaakt”. Zij heeft daaruit afgeleid dat het relevante publiek deze term niet als merk zal opvatten maar als aanduiding van een specifieke wijnsoort.

8        Voorts heeft zij weliswaar opgemerkt dat deze term met de traditionele aanduidingen „chacolí” of „txakolina” overeenkwam en overeenkomstig de Spaanse en de Unierechtelijke wetgeving [meer bepaald bijlage III bij verordening (EG) nr. 753/2002 van de Commissie van 29 april 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad wat betreft de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten (PB L 118, blz. 1)] was voorbehouden voor wijnen die worden beschermd door oorsprongsbenamingen waarvoor verzoekers de toezichthoudende raden zijn, maar zij heeft eveneens gesteld dat geen alleenrecht op deze term kan worden gevestigd door middel van een individueel of collectief merk, zoals dat evenmin kan voor andere traditionele aanduidingen, aangezien alle ondernemingen die deze wijnsoort produceren en die het recht hebben – of in de toekomst zullen hebben – om deze traditionele aanduiding te gebruiken, deze term vrij moet kunnen gebruiken.

9        Met betrekking tot de in artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 bedoelde weigeringsgrond heeft de kamer van beroep gesteld dat het aangevraagde merk ten aanzien van de betrokken waren en diensten noodzakelijkerwijs elk onderscheidend vermogen mist aangezien het uitsluitend bestaat uit de traditionele aanduiding van de in de inschrijvingsaanvraag bedoelde specifieke wijnsoort waarnaar de betrokken diensten verwijzen.

 Conclusie van partijen

10      Verzoekers concluderen in wezen dat het het Gerecht behage:

–        de bestreden beslissing te vernietigen;

–        het BHIM te verwijzen in de kosten.

11      Het BHIM concludeert dat het het Gerecht behage:

–        het beroep te verwerpen;

–        verzoekers te verwijzen in de kosten.

 In rechte

12      Verzoekers voeren in wezen twee middelen aan: ten eerste, de schending van artikel 66, lid 2, van verordening nr. 207/2009 en, ten tweede, de schending van artikel 7, lid 1, sub b, van deze verordening. Bovendien beroepen zij zich op bepaalde politieke verklaringen die hun aanspraken zouden ondersteunen, en op bepaalde argumenten inzake het non-discriminatiebeginsel.

 Eerste middel: schending van artikel 66, lid 2, van verordening nr. 207/2009

 Argumenten van partijen

13      Verzoekers erkennen dat de term „txakoli” zoals alle door verordening nr. 753/2002 beschermde aanvullende traditionele aanduidingen een beschrijvende benaming is in de zin van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 207/2009, maar stellen dat de in deze bepaling bedoelde absolute weigeringsgrond in het onderhavige geval geen toepassing vindt. Zo betogen zij dat de term „txakoli” in wezen een aanduiding is die in de handel kan wijzen op de plaats van herkomst van de betrokken waren en diensten en dat deze term bijgevolg kan worden ingeschreven op grond van artikel 66, lid 2, van verordening nr. 207/2009, dat bepaalt dat collectieve gemeenschapsmerken in afwijking van artikel 7, lid 1, sub c, van deze verordening uit dergelijke tekens of aanduidingen kunnen bestaan.

14      In dit verband stellen verzoekers met name dat, aangezien verordening nr. 753/2002 en de Spaanse wetgeving de aanvullende traditionele aanduidingen „chacolí” of „txakolina” en „txakoli” uitsluitend erkennen voor wijnen met een oorsprongsbenaming waarvoor zij de toezichthoudende raden zijn, de term „txakoli” uitsluitend dient om deze wijnsoorten te identificeren en dat de wijnproducenten deze term niet buiten de door deze oorsprongsbenamingen bestreken gebieden kunnen gebruiken. Met name is het voor de erkenning van een term als traditionele aanduiding van belang dat deze samen met de geografische aanduiding van de wijn in verband wordt gebracht met de oorsprong van de eigenschappen van de wijnen die door deze term worden aangeduid. Zij voegen hieraan toe dat het relevante publiek de term „txakoli” ingevolge de oorsprong en de schrijfwijze ervan met het Baskenland (Spanje) associeert en deze term bijgevolg als een aanduiding van de geografische oorsprong beschouwt.

15      Bovendien beroepen zij zich op het feit dat bepaalde soortgelijke merken zijn ingeschreven.

16      Het BHIM betwist deze argumenten.

 Beoordeling door het Gerecht

17      Volgens artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 207/2009 wordt de inschrijving geweigerd van „merken die uitsluitend bestaan uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten”.

18      Artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 207/2009 streeft een doel van algemeen belang na, namelijk dat tekens of aanduidingen die kenmerken van waren of diensten beschrijven waarvoor de inschrijving is aangevraagd, door eenieder vrij kunnen worden gebruikt [arrest Hof van 23 oktober 2003, BHIM/Wrigley, C‑191/01 P, Jurispr. blz. I‑12447, punt 31, en arrest Gerecht van 25 maart 2009, allsafe Jungfalk/BHIM (ALLSAFE), T‑343/07, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 20].

19      Artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 207/2009 ziet dus enkel op tekens en aanduidingen die – in het kader van een normaal gebruik uit het oogpunt van het relevante publiek – de waren of diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vermelding van een van de wezenlijke kenmerken ervan kunnen aanduiden (arrest ALLSAFE, reeds aangehaald, punt 21). Dit is het geval wanneer er voor het relevante publiek een rechtstreeks en concreet verband bestaat tussen het betrokken woordteken en de betrokken waren en diensten [zie in die zin arresten Gerecht van 20 juli 2004, Lissotschenko en Hentze/BHIM (LIMO), T‑311/02, Jurispr. blz. II‑2957, punt 30, en 30 november 2004, Geddes/BHIM (NURSERYROOM), T‑173/03, Jurispr. blz. II‑4165, punt 20].

20      Het onderscheidend vermogen moet bijgevolg worden beoordeeld ten aanzien van de waren of diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd, uitgaande van de perceptie ervan door het relevante publiek [zie naar analogie arrest Gerecht van 27 februari 2002, Rewe-Zentral/BHIM (LITE), T‑79/00, Jurispr. blz. II‑705, punt 27, en 20 november 2002, Bosch/BHIM (Kit Pro en Kit Super Pro), T‑79/01 en T‑86/01, Jurispr. blz. II‑4881, punt 20].

21      Voorts bepaalt artikel 66 van verordening nr. 207/2009 het volgende:

„1.       Een collectief gemeenschapsmerk is een gemeenschapsmerk dat bij de aanvrage als zodanig wordt aangewezen en op grond waarvan de waren of diensten van de leden van de vereniging die merkhouder is, onderscheiden kunnen worden van die van andere ondernemingen.

[...]

2.       In afwijking van artikel 7, lid 1, sub c, kunnen collectieve gemeenschapsmerken in de zin van lid 1 ook bestaan uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen wijzen op de plaats van herkomst van de waren of diensten [...].”

22      In casu heeft de kamer van beroep de beoordeling van de onderzoeker bevestigd dat de term „txakoli” uit het oogpunt van het relevante publiek, namelijk de gemiddelde Baskische en Spaanse consument, dient tot aanduiding van de wijnsoort waarvoor de inschrijving is aangevraagd en waarop de betrokken diensten betrekking hebben, en dat deze term dus niet kan worden ingeschreven, gelet op de weigeringsgrond van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 207/2009.

23      Vooraf dient te worden opgemerkt dat, ook al betwisten verzoekers niet de omschrijving die de kamer van beroep van het relevante publiek heeft gegeven, er geen reden is om het relevante publiek tot de Baskische en de Spaanse consument te beperken, aangezien de term „txakoli” of „chacolí” dient ter aanduiding van de wijnsoort waarvoor de inschrijving is aangevraagd (zie punt 3 hierboven) en er in de andere talen van de Unie geen vertaling voor bestaat. Deze precisering heeft echter geen gevolgen voor de beoordeling door de kamer van beroep.

24      Verzoekers betogen dat de term „txakoli” in wezen een aanduiding is die in de handel kan wijzen op de plaats van herkomst van de betrokken waren en diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd in de zin van artikel 66, lid 2, van verordening nr. 207/2009, aangezien hij een bij verordening nr. 753/2002 beschermde aanvullende traditionele aanduiding is en dus is voorbehouden voor wijn die de oorsprongsbenaming van verzoekers draagt, en dat hij bovendien van Baskische oorsprong is en in het Baskisch is geschreven.

25      Opgemerkt dient te worden dat verordening nr. 753/2002, waarop verzoekers zich beroepen, tussen de datum van de vaststelling van de bestreden beslissing en de inleiding van het beroep is ingetrokken bij verordening (EG) nr. 607/2009 van de Commissie van 14 juli 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad wat betreft beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, traditionele aanduidingen, etikettering en presentatie van bepaalde wijnbouwproducten (PB L 193, blz. 60). Verordening nr. 607/2009 erkent, net zoals verordening nr. 753/2002, de aanduidingen „chacolí” en „txakolina” voor de wijnen die de oorsprongsbenamingen dragen waarvoor verzoekers de toezichthoudende raden zijn. Daarentegen bevat deze verordening overeenkomstig de nieuwe basisverordening, te weten verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (PB L 299, blz. 1), zoals gewijzigd, niet langer de uitdrukking „aanvullende traditionele aanduiding”.

26      Wat in de eerste plaats de argumenten betreft waarmee verzoekers willen aantonen dat de term „txakoli” een geografische aanduiding is, dient erop gewezen te worden dat, ook al heeft deze term volgens verzoekers dezelfde betekenis als „chacolí” en „txakolina”, hij net zoals deze termen slechts een aanvullende traditionele aanduiding is in de zin van artikel 23 van verordening nr. 753/2002 en geen beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding. De wijnbouwregelgeving erkent „txakoli de Álava”, „txakoli de Bizkaia” en „txakoli de Getaria” als beschermde oorsprongsbenamingen. Deze oorsprongsbenamingen omvatten, behalve de term „txakoli”, de naam van een bepaalde provincie of plaats die de concrete plaats van herkomst van de betrokken wijn aanduidt, zoals is toegestaan door artikel 52, lid 1, tweede alinea, van verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB L 179, blz. 1) – de basisverordening die verordening nr. 1234/2007 voorafging en waarop verordening nr. 753/2002 was gebaseerd – dat bepaalde dat de lidstaten konden toestaan dat de naam van een bepaald gebied met een mededeling omtrent onder meer het type product kon worden gecombineerd.

27      Het onderscheid tussen geografische aanduidingen sensu lato en traditionele aanduidingen bleek duidelijk uit verordening nr. 1493/1999. Volgens artikel 47, lid 2, sub e, van deze verordening bevatten de voorschriften voor de omschrijving, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van bepaalde onder deze verordening vallende producten, alsmede voor de bescherming van bepaalde aanduidingen immers met name bepalingen die het gebruik van geografische en traditionele aanduidingen regelden.

28      Tot deze laatste bepalingen behoorde artikel 23 van verordening nr. 753/2002, dat de aanvullende traditionele aanduiding omschreef als „een term die in de producerende lidstaten traditioneel wordt gebruikt ter aanduiding van wijn [tafelwijn met geografische aanduiding en in een bepaald gebied voortgebrachte kwaliteitswijn] en die met name verwijst naar een productie-, bereidings- of rijpingsmethode, of naar de kwaliteit, de kleur, de aard van een plaats of naar een met de geschiedenis van de betrokken wijn verband houdende historische gebeurtenis en die in de wetgeving van de wijnproducerende lidstaten is gedefinieerd met het oog op de omschrijving van de op hun grondgebied geproduceerde wijnsoorten”. De aanvullende traditionele aanduidingen in de zin van verordening nr. 753/2002 waren bijgevolg termen die dienden ter aanduiding van bepaalde kenmerken, de productieplaats of de geschiedenis, maar niet van de plaats van herkomst van de wijn.

29      Deze conclusie wordt bevestigd door het feit dat vele door verordening nr. 753/2002 en, thans door verordening nr. 607/2009, beschermde traditionele aanduidingen aan een groot aantal oorsprongsbenamingen gekoppeld zijn, die soms betrekking hebben op een volledige lidstaat, of zelfs meerdere lidstaten, zodat onmogelijk kan worden gesteld dat de kwalificatie van een term als „aanvullende traditionele aanduiding” van deze term een geografische aanduiding maakt en nog minder dat deze kwalificatie slechts bevestigt dat deze term reeds in se een aanduiding was van de geografische oorsprong van de wijn.

30      Bovendien hoeft een term, anders dan verzoekers stellen, volgens verordening nr. 753/2002 niet samen met de geografische aanduiding van de wijn te worden geassocieerd met de oorsprong van het kenmerk van de wijnen die erdoor worden aangeduid, om als traditionele aanduiding te worden erkend.

31      In de eerste versie van verordening nr. 753/2002 bepaalde artikel 24, lid 6, dat „traditionele aanduidingen” dienden om aan te geven dat de wijn afkomstig was uit de plaats die werd aangegeven door de geografische aanduiding die op de wijn was aangebracht, wanneer het kenmerk dat zij tot uitdrukking brachten in wezen viel toe te schrijven aan deze geografische oorsprong. Deze bepaling werd evenwel, net als vele andere, met ingang van 1 februari 2004 opgeheven door artikel 1, lid 4, van verordening (EG) nr. 316/2004 van de Commissie van 20 februari 2004 houdende wijziging van verordening nr. 753/2002 (PB L 55, blz. 16). Uit de punten 2 en 3 van de considerans van verordening nr. 316/2004 blijkt dat deze opheffing bedoeld was als antwoord op de kritiek die bepaalde derde landen uitten op het feit dat door deze bepaling een aantal „traditionele aanduidingen”, namelijk die welke op de lijst met de aanduidingen „chacolí” en „txakolina” voorkwamen, uitsluitend voor wijnen van de Europese Unie mochten worden gebruikt.

32      Het door de Italiaanse Republiek tegen verordening nr. 316/2004 ingestelde beroep, waarin werd aangevoerd dat de „traditionele aanduidingen” louter een geheel vormden met de geografische aanduidingen, is door het Gerecht verworpen in het arrest van 15 maart 2006, Italië/Commissie (T‑226/04, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie).

33      Gelet op het voorgaande dient vastgesteld te worden dat de termen „chacolí” of „txakolina” en zelfs de term „txakoli” in de door verzoekers aangevoerde wijnbouwregelgeving weliswaar in verband worden gebracht met de door oorsprongsbenamingen beschermde wijnsoorten waarvoor verzoekers de toezichthoudende raden zijn, maar dat deze termen in deze regelgeving als aanduiding van een kenmerk en niet van de geografische oorsprong van de wijn worden beschouwd, ondanks het verband dat volgens verzoekers tussen de term „txakoli” en het Baskenland bestaat.

34      Het betoog van verzoekers dat deze term „in wezen” een geografische aanduiding is, moet bijgevolg van de hand worden gewezen.

35      Hoe dan ook voorziet artikel 66, lid 2, van verordening nr. 207/2009 in een uitzondering op de in artikel 7, lid 1, sub c, van deze verordening bedoelde weigeringsgrond, zodat deze bepaling niet zo ruim moet worden uitgelegd dat zij ook de tekens omvat die enkel in wezen een geografische aanduiding zijn (zie in die zin arrest Gerecht van 30 juni 2005, Olesen/Commissie, T‑190/03, JurAmbt. blz. I‑A-181 en II-805, punt 47).

36      Indien het BHIM bij de beoordeling van de door verzoekers ingediende aanvraag tot inschrijving zou aanvaarden dat de term „txakoli” bij een uit het oogpunt van het relevante publiek normaal gebruik dient of kan dienen tot aanduiding van het Baskenland als plaats van herkomst van de betrokken wijn, zou afbreuk worden gedaan aan de bevoegdheid van de autoriteiten die betrokken zijn bij de procedures tot vaststelling van nieuwe beschermde oorsprongsbenamingen of geografische aanduidingen die deze term (of de equivalenten „chacolí” of „txakolina”) bevatten of bij de procedures tot verhoging van het aantal aan deze aanduidingen gekoppelde benamingen.

37      Het staat evenwel aan deze autoriteiten om in het kader van hun beoordelingsvrijheid, na de beoordeling van alle relevante omstandigheden zoals deze die in de onderhavige zaak door de partijen zijn besproken, te bepalen of de term „txakoli” als aanduiding van de plaats van herkomst van de betrokken wijn dient te worden beschermd, dit met inachtneming van de ter zake door verordening nr. 1234/2007 vastgestelde specifieke procedure, die met name specifieke rechten aan de belanghebbenden verleent en de mogelijkheid biedt om de definitieve beschikking van de Commissie ter zake te betwisten voor de Unierechter.

38      Wat in de tweede plaats de door verzoekers aangevoerde ingeschreven merken betreft, volgt uit vaste rechtspraak dat de beslissingen die de kamers van beroep van het BHIM krachtens verordening nr. 40/94 ter zake van de inschrijving van een teken als gemeenschapsmerk dienen te nemen, op een gebonden en niet op een discretionaire bevoegdheid berusten. De rechtmatigheid van deze beslissingen moet derhalve uitsluitend op basis van deze verordening worden beoordeeld, en niet op basis van een eerdere beslissingspraktijk van deze kamers [arresten Gerecht van 26 april 2007, Alcon/BHIM, C‑412/05 P, Jurispr. blz. I‑3569, punt 65, en 24 november 2005, Sadas/BHIM – LTJ Diffusion (ARTHUR ET FELICIE), T‑346/04, Jurispr. blz. II‑4891, punt 71].

39      Hoe dan ook zijn de door verzoekers aangevoerde merken in de onderhavige zaak niet relevant, aangezien het individuele merken betreft die niet vallen onder de weigeringsgrond van artikel 7, lid 1, sub c, en geen beschrijvende collectieve merken die krachtens artikel 66, lid 2, van verordening 207/2009 zijn ingeschreven. Meer bepaald zijn de eerste twee van die merken beeldmerken die, naast de door verzoekers aangehaalde termen „zumo” en „don sabor mosto”, ook grafische aspecten met een sterk onderscheidend vermogen omvatten. Verder zij opgemerkt dat, anders dan verzoekers beweren, het woordmerk MOSTO – „mosto” betekent in het Spaans druivenmost – niet voor druivenmost is ingeschreven.

40      Uit het voorgaande volgt dat de kamer van beroep geen beoordelingsfout heeft gemaakt door artikel 66, lid 2, van verordening nr. 207/2009 niet toe te passen als uitzondering op de weigeringsgrond van artikel 7, lid 1, sub c, van deze verordening.

 Tweede middel: schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009

 Argumenten van partijen

41      Verzoekers stellen dat een traditionele aanduiding slechts door verordening nr. 753/2002 wordt beschermd als zij het beeld oproept van een geografische aanduiding waardoor zij met een bepaald gebied in verband kan worden gebracht. Zij betogen eveneens dat het onderscheidend vermogen van de term „txakoli” voortvloeit uit de rechtstreekse band ervan met het Baskenland, die is aangetoond door het feit dat de term is voorbehouden voor oorsprongsbenamingen waarvoor zij de toezichthoudende raden zijn. Zij voegen hieraan toe dat het exclusieve gebruiksrecht op de term „txakoli” voortvloeit uit het feit dat deze term in deze verordening als „traditionele aanduiding” wordt gekwalificeerd voor zover er een band is met hun oorsprongsbenamingen.

42      Zij stellen, louter ter informatie, dat hun standpunt steun vindt in een arrest van het Tribunal Superior de Justicia (hooggerechtshof) van het Baskenland van 4 juni 2007 waarin werd geoordeeld over de rechtmatigheid van een boete die was opgelegd aan een Baskische wijnproducent die deze term had gebruikt om zijn wijnen aan te duiden. In dit arrest werd geoordeeld dat de term „txakoli” niet mag worden gebruikt door een marktdeelnemer die geen recht heeft op een van de oorsprongsbenamingen van verzoekers en dat deze term, tezamen met deze benamingen, met de oorsprong van de door hem beschreven kenmerken in verband wordt gebracht.

43      Verzoekers stellen op basis van de nationale wetgeving die geldt voor de oorsprongsbenamingen waarvoor zij de toezichthoudende raden zijn, dat de termen „chacolí”, „txakoli” en „txakolina” op zich specifiek zijn. Nadat zij in deze wetgeving nauwkeurig waren omschreven, hebben zij dankzij de inspanningen van de wijnbouwers die deze oorsprongsbenamingen mogen gebruiken, bekendheid en onderscheidend vermogen verworven.

44      Het BHIM betwist deze argumenten.

 Beoordeling door het Gerecht

45      Verzoekers herhalen in wezen enkel de ter ondersteuning van hun eerste middel aangevoerde argumenten, die hierboven zijn afgewezen.

46      Wat hun argument betreft dat het exclusieve gebruiksrecht op de term „txakoli” voortvloeit uit het feit dat deze in verordening nr. 753/2002 als „traditionele aanduiding” is gekwalificeerd, dient opgemerkt te worden dat, ook al zou er daadwerkelijk exclusiviteit bestaan – hetgeen overigens door de kamer van beroep werd aanvaard, ook al deelt het BHIM het standpunt van verzoekers niet – deze exclusiviteit irrelevant is voor de beoordeling van de door verzoekers bij het BHIM ingediende aanvraag tot inschrijving waarop de bestreden beslissing betrekking heeft. Het door andere Unierechtelijke bepalingen verleende exclusieve gebruiksrecht brengt immers niet automatisch de inschrijving van het betrokken teken als gemeenschapsmerk met zich. Een dergelijke inschrijving verstrekt de houder ervan specifieke rechten, waaronder een exclusief gebruiksrecht dat voor onbepaalde duur geldt – op voorwaarde dat de procedure tot hernieuwing van het merk is nageleefd (zie artikel 46 van verordening nr. 207/2009) – die niet worden verleend door andere normen, zoals die welke betrekking hebben op het landbouwbeleid.

47      Verzoekers verklaren dat het arrest van het Tribunal Superior de Justicia van 4 juni 2007 slechts ter informatie wordt aangevoerd. Volgens vaste rechtspraak is de rechtspraak van nationale rechterlijke instanties hoe dan ook slechts een factor die een rol kan spelen bij de inschrijving van een gemeenschapsmerk, zonder evenwel beslissend te zijn [arrest Gerecht van 19 september 2001, Henkel/BHIM (rood en wit rond tablet), T‑337/99, Jurispr. blz. II‑2597, punt 58; zie eveneens in die zin arrest Gerecht van 15 maart 2006, Develey/BHIM (vorm van een plastic fles), T‑129/04, Jurispr. blz. II‑811, punt 32]. Uit voorgaande beoordeling volgt evenwel dat de argumenten die verzoekers op dit arrest baseren ongegrond of irrelevant zijn.

48      Wat tot slot het argument betreft dat de termen „chacolí”, „txakoli” en „txakolina” op zich specifiek zijn en over onderscheidend vermogen beschikken en bekendheid genieten, dient opgemerkt te worden dat volgens artikel 24, lid 5, van verordening nr. 753/2002 aan deze voorwaarden dient te zijn voldaan om een term als „traditionele aanduiding” te kunnen kwalificeren, zodat al deze aanduidingen aan deze voorwaarden voldoen. Gelet op de doelstellingen van de verordeningen nrs. 753/2002 en 207/2009 moet evenwel worden aangenomen dat het onderscheidend vermogen waarnaar verordening nr. 753/2002 verwijst, betrekking heeft op de geschiktheid van de term om een bijzonder kenmerk van de betrokken wijn aan te duiden en niet op de geschiktheid om waren en diensten van een onderneming van deze van andere ondernemingen te onderscheiden in de zin van artikel 4 van verordening nr. 207/2009. Bijgevolg is het in casu irrelevant of een term in het kader van de kwalificatie ervan als „traditionele aanduiding” wordt geacht over onderscheidend vermogen te beschikken en bekendheid te genieten.

49      Gelet op het voorgaande dient het middel inzake schending van artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 207/2009 te worden afgewezen.

 Aan bepaalde politieke verklaringen en het non-discriminatiebeginsel ontleende argumenten

 Argumenten van partijen

50      Verzoekers hebben het Gerecht officiële verklaringen overgelegd van het parlement van de Baskische autonome gemeenschap, van de Juntas Generales de Álava alsook van een commissie van het Spaanse parlement. In deze verklaringen ondersteunen deze instellingen hun aanspraak dat zij op hun grondgebied een exclusief gebruiksrecht hebben op de termen „txakoli” en „chacolí”. Zij voeren aan dat deze verklaringen de versterking van de term „txakoli” beogen, en vorderen een exclusief gebruiksrecht voor deze term. ­

51      Bovendien betogen zij dat de bestreden beslissing voorbijgaat aan de feitelijke en juridische werkelijkheid, die inhoudt dat zij bescherming genieten wanneer zij de term „txakoli” als een aanduiding van het Baskenland gebruiken, en dat deze beslissing aldus een aanzienlijke en ongeoorloofde discriminatie schept ten aanzien van andere wijnsoorten en geografische gebieden in Spanje en de Unie. Voorts hebben verzoekers na het afsluiten van de mondelinge behandeling het Gerecht documenten overgelegd met betrekking tot een parlementaire vraag en het antwoord van de Commissie op die vraag, die volgens hen aantonen dat het onmogelijk zou zijn hun belangen te verdedigen ten aanzien van producenten die de term „chacolí” gebruiken, indien het aangevraagde merk niet was ingeschreven.

52      Het BHIM betwist deze argumenten.

 Beoordeling door het Gerecht

53      Allereerst dient erop gewezen te worden dat de verschillende instanties van het BHIM en het Gerecht hun beslissingen volledig onafhankelijk van de politieke standpunten nemen.

54      Ten tweede heeft de weigering tot inschrijving van het aangevraagde merk geen gevolgen voor het exclusieve gebruiksrecht op de termen „chacolí”, „txakolina” en zelfs „txakoli” dat verzoekers thans krachtens de wijnbouwregelgeving genieten, en heeft zij evenmin tot gevolg dat het gebruik van deze term wordt toegestaan aan andere marktdeelnemers dan die welke krachtens deze regeling dit gebruiksrecht genieten, en ook niet dat verzoekers wordt belet de naleving van deze verordening te vorderen. Gelet op deze omstandigheid heeft het Gerecht geoordeeld dat er geen reden was om de mondelinge behandeling te heropenen en de hierboven in punt 51 bedoelde documenten, die verzoekers na de afsluiting ervan hebben overgelegd, in het dossier op te nemen.

55      Ten derde geven verzoekers geen toelichting bij het argument dat zij worden gediscrimineerd, en geven zij niet aan voor welke „andere wijnsoorten of geografische gebieden” die zich volgens hen in dezelfde situatie bevinden, de inschrijving is verkregen van merken die bestaan in een term die een „aanvullende traditionele aanduiding” en geen beschermde oorsprongsbenaming of geografische aanduiding is. Wat meer bepaald de bewering van verzoekers betreft dat alle traditionele aanduidingen beschrijvende termen zijn waarvan het gebruik is voorbehouden voor bepaalde oorsprongsbenamingen, dient te worden opgemerkt dat deze omstandigheid irrelevant is voor de beslechting van het onderhavige geding, aangezien dit exclusieve gebruiksrecht enkel voortvloeit uit de wijnbouwregelgeving en verzoekers daarenboven willen beschikken over een exclusief gebruiksrecht dat via de inschrijving van een gemeenschapsmerk wordt verleend.

56      Aangezien deze argumenten van verzoekers dus eveneens moeten worden afgewezen, dient het beroep te worden verworpen.

 Kosten

57      Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Aangezien verzoekers in het ongelijk zijn gesteld, dienen zij overeenkomstig de vordering van het BHIM te worden verwezen in de kosten.

HET GERECHT (Vierde kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      Het beroep wordt verworpen.

2)      De Consejo Regulador de la Denominación de Origen Txakoli de Álava, de Consejo Regulador de la Denominación de Origen Txakoli de Bizkaia en de Consejo Regulador de la Denominación de Origen Txakoli de Getaria worden verwezen in de kosten.

Czúcz

Labucka

O’Higgins

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 17 mei 2011.

ondertekeningen


* Procestaal: Spaans.