Language of document : ECLI:EU:C:2021:267

BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN HET HOF

26 maart 2021 (*)

„Doorhaling”

In zaak C‑121/20,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam (Nederland), bij beslissing van 4 maart 2020, ingekomen bij het Hof op dezelfde dag, in de procedure

VG

tegen

Minister van Buitenlandse Zaken,

geeft

DE PRESIDENT VAN HET HOF,

advocaat-generaal P. Pikamäe gehoord,

de navolgende

Beschikking

1        Bij brief van 25 november 2020 heeft de griffie van het Hof de verwijzende rechterlijke instantie het arrest van 24 november 2020, Minister van Buitenlandse Zaken (C‑225/19 en C‑226/19, EU:C:2020:951), toegezonden en haar verzocht mee te delen of zij, gelet op dat arrest, haar verzoek om een prejudiciële beslissing wenste te handhaven.

2        Bij brief van 11 maart 2021, ingekomen ter griffie van het Hof op 18 maart 2021, heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam (Nederland), het Hof laten weten dat zij dit verzoek om een prejudiciële beslissing niet wenste te handhaven.

3        Bijgevolg dient krachtens artikel 100 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof de doorhaling van deze zaak in het register van het Hof te worden gelast.

4        Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen.

De president van het Hof beschikt:

Zaak C121/20 wordt doorgehaald in het register van het Hof.

ondertekeningen


* Procestaal: Nederlands.