Language of document : ECLI:EU:F:2014:186

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

10 juli 2014

Zaak F‑48/13

CW

tegen

Europees Parlement

„Openbare dienst – Ambtenaren – Beoordelingsrapport – Beoordelingen en toelichtingen in het beoordelingsrapport – Kennelijke beoordelingsfouten – Misbruik van bevoegdheid – Geen misbruik”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee CW vraagt om nietigverklaring van haar beoordelingsrapport over 2011, in de eindversie zoals gewijzigd bij de besluiten van het tot aanstelling bevoegd gezag (hierna: „TABG”) van het Europees Parlement van 18 juli 2012 en 29 januari 2013 (hierna: „beoordelingsrapport 2011”).

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. CW draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van het Europees Parlement.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beoordeling – Beoordelingsrapport – Beoordelingsbevoegdheid van de beoordelaars – Beoordelingen en toelichtingen in het beoordelingsrapport – Kennelijke beoordelingsfouten – Geen kennelijke beoordelingsfouten

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

2.      Ambtenaren – Psychisch geweld – Begrip – Beoordelingsrapport met negatieve, maar niet kwetsende opmerkingen over de ambtenaar – Daarvan uitgesloten

(Ambtenarenstatuut, art. 12 bis, lid 3)

1.      Volgens de bepalingen van de gids voor teamchefs, vastgesteld door het directoraat-generaal Vertolking en Conferenties van het Europees Parlement, moeten alle beduidende incidenten en bijzondere problemen die zich tijdens een missie voordoen, worden gemeld bij de directeur-generaal, de directeuren en de eenheidshoofden. Deze verplichting om problemen bij de administratie te melden is gesteld opdat zij maatregelen kan nemen om te vermijden dat die beduidende incidenten en bijzondere problemen zich in de toekomst nog eens voordoen.

Gelet op de bewoordingen en het doel van deze interne regel, heeft het tot aanstelling bevoegd gezag geen kennelijke beoordelingsfout gemaakt door in een beoordelingsrapport te stellen dat, ten eerste, het probleem dat het team waarvoor verzoekster verantwoordelijk was tijdens een missie ondervond een beduidend incident of een bijzonder probleem in de zin van deze interne regel was en, ten tweede, het incident als zodanig had moeten worden gemeld in het „Team Leader Report”, ondanks het feit dat het ter plaatse kon worden opgelost of als technisch probleem kon worden aangemerkt. Voorts heeft het tot aanstelling bevoegd gezag evenmin een beoordelingsfout gemaakt door zich op het standpunt te stellen dat verzoekster, ondanks het feit dat zij als teamchef het hoofd van haar eenheid mondeling op de hoogte had gebracht van het feit dat de arbeidsomstandigheden niet in overeenstemming waren met de geldende Europese technische normen, niet ontslagen was van de verplichting om het betrokken incident te melden in haar „Team Leader Report”, dat zij aan haar directeur-generaal diende over te leggen.

Zelfs al is het legitiem dat een teamchef vraagt om op de hoogte te worden gesteld van de interne regels, het tot aanstelling bevoegd gezag maakt geen kennelijke beoordelingsfout wanneer het, gelet op de context en de strekking van de tussen verzoekster en het eenheidshoofd uitgewisselde e-mails, zich op het standpunt stelt dat verzoekster had bijgedragen tot een negatieve sfeer in de eenheid.

Gelet op de ruime beoordelingsbevoegdheid waarover het tot aanstelling bevoegd gezag bij de organisatie van zijn diensten beschikt, is het niet de taak van een ambtenaar of functionaris, noch overigens van de Unierechter, om te bepalen op welke wijze een eenheidshoofd en de leden van zijn eenheid bij voorkeur moeten communiceren. Een ambtenaar of functionaris is hoe dan ook verplicht om zich ter beschikking te houden voor een ontmoeting met zijn hiërarchieke meerdere, wanneer deze hem oproept voor een vergadering. Onder deze omstandigheden en gelet op het feit dat in de negatieve toelichting in het beoordelingsrapport slechts de wens wordt uitgesproken dat verzoekster haar communicatie en haar ontvankelijkheid voor instructies verbetert, behoeft niet te worden vastgesteld dat dit commentaar een kennelijke beoordelingsfout bevat.

(cf. punten 81‑83, 104, 123 en 125)

2.      Aangezien de vraag of verzoekster psychisch geweld heeft ondergaan geen voorwerp van een beroep vormt, kan de Unierechter een negatieve toelichting in een beoordelingsrapport niet veroordelen op basis van stellingen van psychisch geweld waaraan verzoekster zou hebben blootgestaan. In een dergelijk beroep kan de rechter zijn onderzoek dus beperken tot de vraag of het betrokken beoordelingsrapport, wat de negatieve toelichting betreft, een kennelijke beoordelingsfout bevat.

Voor zover verzoekster zich beroept op vermeend geweld waarvan zij het slachtoffer zou zijn geweest gedurende het jaar van opstelling van haar beoordelingsrapport teneinde misbruik van bevoegdheid aan te tonen, moet worden opgemerkt dat, ten eerste, de kwestie van geweld niet het voorwerp van haar beroep vormt en, ten tweede, de negatieve toelichting, afzonderlijk beschouwd in de context van dat rapport en gelet op de inhoud ervan, in geen geval de grens overschrijdt van onvriendelijke of kwetsende kritiek jegens de persoon van de betrokkene.

(cf. punten 121 en 129)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest N/Parlement, F‑26/09, EU:F:2010:17, punt 86