Language of document : ECLI:EU:F:2015:2

BESCHIKKING VAN DE PRESIDENT VAN DE EERSTE KAMER
VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

15 januari 2015

Zaak F‑30/14

Herman Speyart

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Tuchtprocedure – Tuchtmaatregel – Verzuim om melding te maken van de ontvangst van ‚Kinderbijslag’ als soortgelijke uitkering uit andere bron – Afstand van instantie van de verzoekende partij – Doorhaling”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Speyart vraagt om nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie van 18 juni 2013 waarbij hem de tuchtmaatregel van definitieve terugzetting in een rang is opgelegd, op grond dat hij niet had opgegeven dat hij, naast de gezinstoelagen voor kinderen ten laste in de zin van artikel 67, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, een soortgelijke nationale toelage ontving, namelijk „Kinderbijslag”, en wel sinds 1 april 1997, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat verzoeker en zijn echtgenote, eveneens ambtenaar van de Europese Unie, ten onrechte een totaalbedrag van 39 380 EUR hebben ontvangen.

Beslissing:      Zaak F‑30/14 wordt doorgehaald in het register van het Gerecht. Speyart draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

Samenvatting

Gerechtelijke procedure – Kosten – Afstand van instantie niet gerechtvaardigd door de houding van de wederpartij

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 84 en 103, lid 5)