Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 25 mei 2021 door PNB Banka AS tegen de beschikking van het Gerecht (Tiende kamer) van 12 maart 2021 in zaak T-50/20, PNB Banka / ECB

(Zaak C-326/21 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: PNB Banka AS (vertegenwoordiger: O. Behrends, Rechtsanwalt)

Andere partij in de procedure: Europese Centrale Bank (ECB)

Conclusies

de bestreden beschikking vernietigen;

het besluit van de ECB van 19 november 2019 houdende weigering om de curator van rekwirante te gelasten de door rekwirantes raad van bestuur gemandateerde advocaat toegang te verlenen tot haar bedrijfsruimten, gegevens, personeel en middelen nietig verklaren krachtens artikel 264 VWEU,

voor zover het Hof van Justitie geen uitspraak ten gronde kan doen, de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor een uitspraak op het beroep tot nietigverklaring, en

de ECB verwijzen in de kosten van rekwirante en in die van de hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van haar hogere voorziening voert rekwirante twaalf middelen aan.

Eerste middel: het Gerecht heeft zich ten onrechte gebaseerd op rechtspraak inzake beroepen die door personen die geen adressaat waren, zijn ingesteld tegen Uniehandelingen van algemene strekking die moeten worden omgezet of nationale uitvoeringshandelingen vereisen, en past die rechtspraak toe op de onderhavige zaak die een rechtstreeks beroep tegen een Uniehandeling van individuele strekking betreft, waartegen enkel een krachtens artikel 263 VWEU ingesteld beroep tot nietigverklaring kan worden ingesteld en die rechtstreeks gevolgen sorteert zonder uitvoeringsmaatregelen te vereisen.

Tweede middel: de bestreden beschikking is in strijd met het beginsel dat toegang tot het Hof van Justitie in de zin van artikel 263 VWEU niet afhankelijk kan zijn van de lidstaten.

Derde middel: de bestreden beschikking is niet in overeenstemming met de exclusieve bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie krachtens artikel 263 VWEU.

Vierde middel: de bestreden beschikking is niet in overeenstemming met het beginsel dat een rechtsmiddel niet doeltreffend is indien het door structurele redenen theoretisch en denkbeeldig is.

Vijfde middel: de bestreden beschikking schendt artikel 51 van het Handvest.

Zesde middel: de bestreden beschikking is gebaseerd op een foute teleologische reductie van de bevoegdheden inzake prudentieel toezicht van de ECB.

Zevende middel: het Gerecht houdt geen rekening met het feit dat de analyse krachtens artikel 47 van het Handvest gebaseerd moet zijn op de wijze waarop de relevante Europese instelling daadwerkelijk handelt en mag handelen, en niet louter gebaseerd mag zijn op het vermogen van die instelling om een formeel bindend bevel aan derden op te leggen.

Achtste middel: de bestreden beschikking is gebaseerd op een onjuist onderscheid tussen het recht inzake prudentieel toezicht en het faillissementsrecht.

Negende middel: het Gerecht is er ten onrechte van uitgegaan dat de ECB niet bevoegd was.

Tiende middel: de bestreden beschikking is gebaseerd op een onjuiste aanname met betrekking tot de gevolgen van de intrekking van de vergunning voor de bevoegdheid van de ECB.

Elfde middel: het Gerecht is er ten onrechte van uitgegaan dat de ECB zich had gevoegd naar het arrest van 5 november 2019, ECB e.a. / Trasta Komercbanka e.a. (C-663/17 P, C-665/17 P en C-669/17 P, EU:C:2019:923).

Twaalfde middel: het Gerecht is niet op passende wijze ingegaan op rekwirantes middelen inzake het recht om te worden gehoord, de motiveringsplicht en het nemo auditor-beginsel.

____________