Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 1 juni 2004 ingesteld door Hans-Martin Tillack tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-193/04)

Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 1 juni 2004 beroep ingesteld tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen door Hans-Martin Tillack, wonende te Brussel, vertegenwoordigd door Ian S. Forrester, QC, Thierry Bosly, Christoph Arhold, Nathalie Flandin, Justus Herrlinger en Juliette Siaens, advocaten.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

─    de beslissing van het OLAF om bij de Duitse en de Belgische autoriteiten een klacht in te dienen, nietig te verklaren;

─    hem een door het Gerecht te bepalen schadevergoeding toe te kennen, te vermeerderen met rente tegen een door het Gerecht te bepalen rentevoet;

─    hem een vergoeding voor de kosten van het geding toe te kennen;

─    alle overige rechtens vereiste maatregelen te nemen.

Middelen en voornaamste argumenten

In maart 2004 deden de Belgische autoriteiten een huiszoeking in het kantoor en in de woning van verzoeker nadat het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) een officiële klacht had ingediend waarin verzoeker ervan werd beschuldigd, een Europees ambtenaar te hebben omgekocht.

Verzoeker stelt dat de beslissing van het OLAF nietig moet worden verklaard, aangezien zij in strijd is met wezenlijke vormvereisten en een inbreuk vormt op het fundamentele recht van bescherming van de bronnen van een journalist.

Verzoeker betoogt dat het Comité van toezicht van het OLAF in strijd met artikel 11, lid 7, van verordening nr. 1073/99 1 niet op voorhand in kennis is gesteld van het feit dat bij de nationale autoriteiten een klacht is ingediend. Verzoeker werd in de loop van het interne onderzoek binnen het OLAF nooit gehoord. Bovendien is de beslissing nietig omdat zij op een verkeerde rechtsgrondslag is gebaseerd. Het OLAF handelde in het kader van een intern onderzoek binnen het OLAF dat ertoe strekt eventuele inbreuken door ambtenaren op de toepasselijke regels aan de kaak te stellen, terwijl verzoeker noch een ambtenaar noch een personeelslid van een Europese instelling is.

Verder stelt verzoeker dat de beslissing van het OLAF een inbreuk vormt op het grondrecht van bescherming van de bronnen van een journalist, als deel van de persvrijheid, aangezien de nationale autoriteiten werden verzocht, een huiszoeking in het kantoor en in de woning van verzoeker te doen teneinde zijn informanten binnen de Commissie te identificeren.

Wat zijn verzoek om schadevergoeding betreft, betoogt verzoeker dat de klachten die het OLAF bij de nationale autoriteiten heeft ingediend, en zijn verscheidene publieke beschuldigingen ten aanzien van verzoeker een geval van wanbeheer vormen, dat de professionele en de persoonlijke reputatie van verzoeker aanzienlijk heeft geschaad.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31 mei 1999, blz. 1).