Language of document :

Beroep ingesteld op 4 oktober 2010 - Département du Gers/Commissie

(Zaak T-478/10)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Département du Gers (Auch, Frankrijk) (vertegenwoordigers: S. Mabile en J.-P. Mignard, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit 2010/419/EU van de Europese Commissie van 28 juli 2010 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde maïs Bt11 (SYN-BTØ11-1) overeenkomstig verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad, nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker, een Frans departement met overwegend landbouw, waar op grote schaal maïs wordt verbouwd, vordert nietigverklaring van besluit 2010/419/EU van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van genetisch gemodificeerde maïs of van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit deze maïs.

Tot staving van zijn beroep voert verzoeker twee middelen aan ontleend aan:

een exceptie van onwettigheid ten aanzien van verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders1, op grondslag waarvan het bestreden besluit was vastgesteld, voor zover:

verordening nr. 1829/2003 het beginsel van institutioneel evenwicht schendt aangezien i) het Europees Parlement en de Raad geen bevoegdheden hebben in de vergunningsprocedure, terwijl de Commissie een te grote bevoegdheid heeft, en ii) aan de lidstaten geen beoordelingsruimte wordt gelaten;

verordening nr. 1829/2003 het voorzorgsbeginsel schendt aangezien daarin niet voldoende rekening wordt gehouden met bedreigingen voor de menselijke gezondheid, voor het milieu, voor de landbouw en voor de teelt, die worden teweeggebracht door genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders;

verordening nr. 1829/2003 de rechten van de consument schendt, ten eerste doordat zij geen maatregelen bevat op basis waarvan consumenten erover kunnen worden geïnformeerd dat de geconsumeerde dieren met ggo's zijn gevoederd en ten tweede doordat daarin inhoudelijk onjuiste over de afwezigheid van ggo's wordt toegelaten in producten die toch ggo's bevatten, maar in een percentage van minder dan 0,9 %;

onwettigheid van het bestreden besluit:

wegens het ontbreken van een motivering, hetgeen schending van wezenlijke vormvoorschriften oplevert, daar de Commissie enkel verwijst naar het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (hierna: "EFSA");

wegens het verzuim om een bevoegdheid uit te oefenen ("incompétence négative"), hetgeen misbruik van procedure oplevert, daar de Commissie heeft verzuimd haar beoordelingsbevoegdheid uit te oefenen;

wegens schending van het voorzorgsbeginsel, daar de door het EFSA gehanteerde evaluatiemethoden onvolledig waren en de evaluatie van BT11-maïs te onzeker was;

wegens schending van de rechten van de consument, vanwege het ontbreken van etikettering van met Bt11-maïs gevoederde dieren en wegens het gebrek aan transparantie met betrekking tot producten die minder dan 0,9 % Bt11-maïs bevatten.

____________

1 - PB L 268, blz. 1.