Language of document : ECLI:EU:T:2017:603

Gevoegde zaken T504/16 en T505/16

Jean-Pierre Bodson e.a.

tegen

Europese Investeringsbank

„Ambtenarenrecht – Personeel van de EIB – Bezoldiging – Jaarlijkse aanpassing van de basissalarissen – Berekeningsmethode – Economische en financiële crisis”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 14 september 2017

1.      Beroepen van ambtenaren – Personeelsleden van de Europese Investeringsbank – Beroep gericht tegen een handeling van algemene strekking – Niet-ontvankelijkheid

(Personeelsreglement van de Europese Investeringsbank, art. 41)

2.      Ambtenaren – Personeelsleden van de Europese Investeringsbank – Beloning – Jaarlijkse aanpassing van de basissalarissen – Beoordelingsbevoegdheid van de administratie – Vaststelling van een besluit op dat gebied – Gevolgen – Zelfbeperking van de beoordelingsbevoegdheid

(Personeelsreglement van de Europese Investeringsbank, art. 20, eerste alinea, en bijlage I; reglement van orde van de Europese Investeringsbank, art. 31)

3.      Beroepen van ambtenaren – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Verplichting om maatregelen ter uitvoering vast te stellen – Omvang – Arrest houdende nietigverklaring van een besluit tot jaarlijkse aanpassing van de bezoldigingen die uit de basissalarissen resulteren – Verzoek van de verzoekende partij tot vergoeding van de geleden materiële schade – Voortijdigheid van het verzoek

(Art. 266 VWEU)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 35‑37)

2.      De betrekkingen tussen de Europese Investeringsbank en haar personeelsleden vallen hoofdzakelijk onder een reglementair stelsel, ook al zijn zij van oorsprong contractueel van aard. De Bank beschikt op grond van artikel 31 van het reglement van orde van de Bank en artikel 20, eerste alinea, van haar personeelsreglement immers over een beoordelingsbevoegdheid bij het eenzijdig vaststellen en wijzigen van de bezoldigingsbestanddelen van haar personeel en derhalve bij het vaststellen en aanpassen van de basissalarissen van dat personeel.

De Bank kan in het kader van die beoordelingsbevoegdheid evenwel besluiten om van tevoren, als eerste stap en voor een bepaalde periode, criteria te formuleren voor de vaststelling, als tweede stap, van de aanpassingen van de basissalarissen van haar personeel, waarbij zij zich ertoe verplicht om die criteria bij de jaarlijkse aanpassingen van die salarissen gedurende die periode in acht te nemen.

Wanneer de Bank in dat verband bij een autonoom besluit een methode voor de jaarlijkse aanpassing van de basissalarissen vaststelt, dat ertoe strekt haar beoordelingsbevoegdheid bij de vaststelling van de jaarlijkse aanpassing van de basissalarissen in te vullen en dus te beperken, verbindt zij zich er voor de geldigheidsduur van dat besluit toe om in het kader van de uitoefening van haar beoordelingsbevoegdheid ingevolge het personeelsreglement de vastgestelde methode in acht te nemen. Bijgevolg kan de Bank zich in het kader van de jaarlijkse aanpassing van de basissalarissen van haar personeel niet beroepen op een beoordelingsmarge die de in die methode beschreven criteria te buiten gaat.

(zie punten 46‑49, 53, 60)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 76)