Language of document :

Beroep ingesteld op 10 juni 2008 - EuroChem MCC / Raad

(Zaak T-234/08)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: EuroChem Mineral and Chemical Company OAO (EuroChem MCC) (Moskou, Rusland) (vertegenwoordigers: P. Vander Schueren en B. Evtimov, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

verordening (EG) nr. 238/2008 van de Raad van 10 maart 2008 tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van verordening (EG) nr. 384/96 met betrekking tot het antidumpingrecht op oplossingen van ureum en ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland, nietig verklaren voor zover daarbij aan verzoekster en aan haar in punt 10 van de bestreden verordening genoemde werkmaatschappijen en verbonden ondernemingen een antidumpingrecht is opgelegd;

gelet op de ernst van de vastgestelde inbreuken op het gemeenschaprecht, de bevoegde instellingen gelasten de heffing van het antidumpingrecht met betrekking tot verzoekster en haar werkmaatschappijen en verbonden ondernemingen op te schorten totdat de instellingen van de Gemeenschap de maatregelen hebben vastgesteld die noodzakelijk zijn om te voldoen aan het arrest van het Gerecht;

de Raad verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster, een Russische producent en exporteur van oplossingen van ureum en ammoniumnitraat, vordert op grond van artikel 230 EG nietigverklaring van verordening (EG) nr. 238/2008 van de Raad1 (de "bestreden verordening").

Ter ondersteuning van haar beroep voert zij een grond voor nietigverklaring aan die bestaat uit drie middelen. Verzoekster stelt dat de instellingen van de Gemeenschap de normale waarde voor haar onjuist hebben vastgesteld waardoor een artificieel hoge waarde is toegepast. Verder hebben zij een verkeerde vergelijking met de exportprijs gemaakt en daardoor ten onrechte het bestaan van dumping vastgesteld. Aldus hebben zij inbreuk gemaakt op de artikelen 1 en 2 van de basisverordening2, een aantal kennelijke beoordelingsfouten gemaakt en fundamentele beginselen van het gemeenschapsrecht geschonden. Deze inbreuken hebben volgens verzoekster rechtstreeks geleid tot de ongewettigde beëindiging van het tussentijdse nieuwe onderzoek zonder wijziging van de tegen haar getroffen antidumpingmaatregel.

In het kader van haar eerste middel stelt verzoekster meer bepaald dat de instellingen van de Gemeenschap blijk hebben gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en artikel 2, leden 3 en 5, van de basisverordening hebben geschonden door het grootste deel van haar productiekosten als onbetrouwbaar buiten beschouwing te laten en/of door de facto voor de vaststelling van het grootste deel van de normale waarde een methode te hanteren die ongebruikelijk is in een markteconomie.

In het kader van haar tweede middel stelt verzoekster dat Commissie bij de aanpassing van de gasprijs artikel 2, lid 5, tweede zin, van de basisverordening heeft geschonden en/of een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt. Bovendien heeft de Commissie haars inziens een redeneringsfout gemaakt door de gasprijs aan te passen op basis van de intracommunautaire gasprijs te Waidhaus (Duitsland) en door na te laten de 30 % Russische rechten bij uitvoer over Russisch gas van het bedrag van de aanpassing af te trekken.

In het kader van haar derde middel betoogt verzoekster dat de instellingen van de Gemeenschap artikel 2, lid 10, van de basisverordening hebben geschonden en de feiten kennelijk verkeerd hebben beoordeeld door verzoeksters uitvoerprijs aan haar eerste onafhankelijke afnemer te verminderen met de desbetreffende verkoopkosten, algemene kosten en administratieve kosten, alsmede met de provisie voor met verzoekster verbonden vennootschappen die samen met deze laatste een economische eenheid vormen en deel uitmaken van haar geïntegreerde verkoopafdeling.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 238/2008 van de Raad van 10 maart 2008 tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek op grond van artikel 11, lid 3, van verordening (EG) nr. 384/96 met betrekking tot het antidumpingrecht op oplossingen van ureum en ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland (PB L 75, blz. 14).

2 - Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB 1996 L 56, blz. 1).