Language of document :

Beroep ingesteld op 3 december 2010 - JBF RAK/Raad

(Zaak T-555/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: JBF RAK LLC, Al Jazeerah Al Hamra, Ras Al Khaimah, Verenigde Arabische Emiraten (vertegenwoordiger: B. Servais, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

nietig verklaren uitvoeringsverordening (EU) nr. 857/2010 van de Raad van 27 september 2010 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaald polyethyleentereftalaat van oorsprong uit Iran, Pakistan en de Verenigde Arabische Emiraten1;

de Raad verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster doet haar beroep op vier middelen steunen.

1.    Met haar eerste middel stelt zij dat de Raad artikel 15, lid 1, van verordening (EG) nr. 597/20092 heeft geschonden, voor zover hij eraan is voorbijgegaan dat over de invoer van grondstoffen uit het Koninkrijk Saoedi-Arabië geen invoerrechten waren verschuldigd en dus de subsidiemarge verkeerd heeft berekend. In casu heeft de Raad:

de hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie niet correct vastgesteld, aangezien hij niet in aanmerking heeft genomen dat er tussen de leden van de Samenwerkingsraad van de Golf een douane-unie bestaat;

geen rekening gehouden met de uitwerking van een dergelijke douane-unie op de hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies.

Bijgevolg is het compenserende recht hoger dan de in de loop van het onderzoek vastgestelde, tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie.

2.    Met haar tweede middel stelt zij dat de Raad artikel 30, lid 5, van verordening (EG) nr. 597/2009 heeft geschonden, voor zover hij heeft geweigerd rekening te houden met de opmerkingen die zij tijdig op 5 augustus 2010 heeft gemaakt.

3.    Met haar derde middel stelt zij dat de Raad artikel 11, lid 8, van verordening (EG) nr. 597/2009 heeft geschonden, voor zover hij niet is nagegaan of de door haar op 5 augustus 2010 verstrekte inlichtingen juist waren.

4.    Met haar vierde middel stelt zij dat de Raad het beginsel van behoorlijk bestuur heeft geschonden, voor zover hij bij de vaststelling van de bestreden verordening geen rekening heeft gehouden met alle hem beschikbare informatie.

____________

1 - PB L 254, blz. 10.

2 - Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (PB L 188, blz. 93).