Language of document : ECLI:EU:T:2008:46

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Vijfde kamer)

19 februari 2008 (*)

„Beroep tot nietigverklaring – Gemeenschappelijk douanetarief – Indeling in gecombineerde nomenclatuur – Persoon die niet-individueel wordt geraakt – Niet‑ontvankelijkheid”

In zaak T‑82/06,

Apple Computer International, gevestigd te Cork (Ierland), vertegenwoordigd door G. Breen, solicitor, P. Sreenan, SC, en B. Quigley, barrister,

verzoekster,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door X. Lewis en J. Hottiaux als gemachtigden,

verweerster,

betreffende een beroep tot nietigverklaring van verordening (EG) nr. 2171/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 346, blz. 7),

geeft

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: M. Vilaras, kamerpresident, M. Prek (rapporteur) en V. Ciucă, rechters,

griffier: E. Coulon,

de navolgende

Beschikking

 Toepasselijke bepalingen

 Gecombineerde nomenclatuur

1        Met het oog op de toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief en om het opstellen te vergemakkelijken van de statistieken van de buitenlandse handel van de Gemeenschap en van andere gemeenschappelijke beleidsterreinen inzake de invoer of uitvoer van goederen, heeft de Raad, met de vaststelling van verordening (EEG) nr. 2658/87 van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256, blz. 1; verordening inzake de gecombineerde nomenclatuur; hierna: „GN-verordening”), een volledige nomenclatuur vastgelegd van de goederen die in de Gemeenschap worden in‑ of uitgevoerd (gecombineerde nomenclatuur; hierna: „GN”). Deze nomenclatuur is opgenomen in bijlage I bij genoemde verordening.

2        Ter waarborging van de uniforme toepassing van de GN in de Gemeenschap kan de Commissie, daarin bijgestaan door een comité van vertegenwoordigers van de lidstaten (hierna: „comité nomenclatuur”), een bepaald aantal maatregelen vaststellen, die in artikel 9 van de GN-verordening zijn opgesomd. De Commissie kan onder andere bij tariefindelingsverordeningen specifieke goederen in de GN indelen (artikel 9, lid 1, sub a, eerste streepje, GN-verordening).

3        Ten tijde van de vaststelling van verordening (EG) nr. 2171/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 346, blz. 7; hierna: „bestreden verordening”) luidden de GN-tariefposten 8471 en 8528 als volgt:

–        post 8528: „[o]ntvangtoestellen voor televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel voor radio-omroep of een toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid of van beelden; videomonitors en videoprojectietoestellen”;

–        post 8471: „[a]utomatische gegevensverwerkende machines [computers] en eenheden daarvoor; magnetische en optische lezers, machines voor het in gecodeerde vorm op dragers overzetten van gegevens en machines voor het verwerken van die gegevens, elders genoemd noch elders onder begrepen”.

 Bindende tariefinlichtingen

4        Op grond van artikel 11, lid 1, en artikel 12 van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 302, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 82/97 van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 (PB L 1997, L 17, blz. 1, en rectificatie PB 1997, L 179, blz. 11; hierna: „douanewetboek”), kunnen de marktdeelnemers bindende tariefinlichtingen (hierna: „BTI”) verkrijgen van de douaneautoriteiten. Dit zijn inlichtingen over de tariefindeling van bepaalde goederen, die deze autoriteiten verbinden tegenover de persoon die de BTI aanvraagt en/of verkrijgt.

5        Artikel 12 van het douanewetboek bepaalt:

„[...]

5.      Een bindende inlichting verliest haar geldigheid wanneer zij:

a)      op tariefgebied:

i)      ten gevolge van de vaststelling van een verordening niet meer met het aldus vastgestelde recht in overeenstemming is;

[...]

6.      Een bindende inlichting die overeenkomstig lid 5, sub a, ii of iii, of b, ii of iii, haar geldigheid verliest, mag door de verkrijger van de inlichting nog gedurende een periode van zes maanden na deze bekendmaking of kennisgeving worden gebruikt indien de verkrijger van de inlichting, op basis van de bindende inlichting en vóór de vaststelling van de betreffende maatregel, vaste en definitieve overeenkomsten voor de aankoop of de verkoop van de betreffende goederen heeft gesloten. Indien het echter om producten gaat waarvoor bij het vervullen van de douaneformaliteiten een invoer‑, uitvoer‑ of prefixatiecertificaat wordt overgelegd, komt de resterende geldigheidsduur van het betrokken certificaat in de plaats van de periode van zes maanden.

In het in lid 5, sub a, i, en b, i, bedoelde geval kan in de verordening of in de overeenkomst een termijn worden vastgesteld gedurende welke het in de eerste alinea bepaalde van toepassing is.

[...]”

 Aan het geding ten grondslag liggende feiten

6        Verzoekster, Apple Computer International, is een vennootschap naar Iers recht die is belast met de Europese activiteiten van de te Palo Alto in Californië (Verenigde Staten) gevestigde onderneming Apple Computer INK., die computers, software en informatica-accessoires ontwerpt, vervaardigt en verkoopt (hierna: „Apple”). Verzoekster importeert en distribueert in de Gemeenschap kleurenmonitors met vloeibare kristallen [Liquid Crystal Display (LCD)].

7        In september 2004 heeft verzoekster de Irish Revenue Commissioners (Ierse fiscale en douaneautoriteiten; hierna: „IRC”) verzocht om afgifte van een BTI voor het gamma „Cinema” van haar LCD-monitors. Aangezien de IRC niet zeker waren over de juiste indeling, hebben zij het verzoek voor bijstand doorgeleid naar het comité nomenclatuur.

8        In januari 2005 heeft verzoekster voor dit comité gedemonstreerd hoe haar LCD 30” (inches)-monitor werkte, indien gebruikt in combinatie met een Apple-computer.

9        In juli 2005 heeft verzoekster de Duitse douaneautoriteiten verzocht om afgifte van een BTI voor de LCD 20”‑, 23”‑ en 30”-monitors. Deze drie producten zijn ingedeeld onder de tariefpostonderverdeling van GN-code 8471 60 90.

10      In december 2005 heeft het comité nomenclatuur zich uitgesproken over de tariefindeling van een aantal monitors, waaronder de LCD 20”, die wegens de technische kenmerken en de beschrijving ervan overeenkomen met verzoeksters LCD-monitors. De Commissie heeft toen de bestreden verordening vastgesteld, die op 29 december 2005 is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. De bijlage bij de bestreden verordening bestaat uit een in drie kolommen verdeelde tabel. Kolom 1 van deze tabel bevat de omschrijving, kolom 2 de indeling onder de GN-code en kolom 3 de motivering.

11      Aldus bevat punt 2, kolom 1, van de tabel in de bijlage bij de bestreden verordening de volgende omschrijving:

„2. Een kleurenmonitor met vloeibare kristallen (LCD) met een diagonaal van het beeldscherm van 50,8 cm (20″) en totale afmetingen (b × h × d) van 47,1 × 40,4 × 17,4 cm (verhouding breedte/hoogte van het beeldscherm van 16:10) met:

–        een scherm met een pixeldichtheid van 100 dpi;

–        een pixelgrootte van 0,25 mm;

–        een resolutie van 1 680 × 1 050 pixels;

–        een vaste bandbreedte van 120 MHz.

Het product is bestemd voor gebruik bij geavanceerde grafische toepassingen (CAD/CAM-systemen) en de montage en productie van videofilms.

Het product is voorzien van een DVI-aansluiting die het product in staat stelt om signalen weer te geven afkomstig van een automatisch gegevensverwerkend systeem via een grafische kaart waarmee videosignalen worden verwerkt (bijvoorbeeld voor de montage en productie van videofilms).

Het product is tevens geschikt voor de weergave van teksten, spreadsheets, presentaties en dergelijke.”

12      Ingevolge kolom 2 van de tabel in de bijlage bij de bestreden verordening worden de aldus omschreven goederen ingedeeld onder de GN-code 8528 21 90.

13      Kolom 3 van deze tabel geeft de volgende motivering voor de in kolom 2 gegeven indeling:

„De indeling [is] vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aantekening 5 B en 5 E op hoofdstuk 84 en de tekst van de GN-codes 8528, 8528 21 en 8528 21 90.

De indeling onder onderverdeling 8471 60 is uitgesloten, omdat het beeldscherm niet van de soort is die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem (zie aantekening 5 B op hoofdstuk 84).

De indeling onder post 8531 is uitgesloten, omdat de functie van het product niet is het weergeven van zichtbare signalen (zie de GS-toelichting op post 8531, onder D).

Het product is bestemd voor de weergave van beeldsignalen voor grafische toepassingen of voor de montage en productie van videofilms in een CAD/CAM-systeem of een videomontagesysteem (zie aantekening 5 E op hoofdstuk 84).”

14      Ingevolge artikel 12, lid 5, sub a‑i, van het douanewetboek heeft de door de Duitse douaneautoriteiten meegedeelde BTI voor de LCD 20”‑monitor van verzoekster haar geldigheid verloren, omdat zij niet meer in overeenstemming was met de indeling van de bestreden verordening.

 Procesverloop en conclusies van partijen

15      Bij op 14 maart 2006 ter griffie van het Gerecht ingediend verzoekschrift heeft verzoekster het onderhavige beroep ingesteld.

16      Bij op 2 juni 2006 ter griffie van het Gerecht neergelegde afzonderlijke akte heeft de Commissie krachtens artikel 114 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht een exceptie van niet-ontvankelijkheid opgeworpen.

17      Op 18 juli 2006 heeft verzoekster haar schriftelijke opmerkingen over deze exceptie ingediend bij het Gerecht.

18      In haar verzoekschrift concludeert verzoekster dat het het Gerecht behage:

–        vast te stellen dat de indeling in punt 2 van de tabel in de bijlage bij de bestreden verordening in feite een beschikking is die, hoewel genomen in de vorm van een verordening, haar rechtstreeks en individueel raakt;

–        de bestreden verordening nietig te verklaren voor zover daarbij de in punt 2 van de tabel in de bijlage bij die verordening beschreven LCD-monitor onder GN-code 8528 21 90 wordt ingedeeld;

–        vast te stellen dat monitors die voldoen aan de technische vereisten van punt 2 van de tabel in de bijlage bij de bestreden verordening onder post 8471 van de gecombineerde nomenclatuur behoren te worden ingedeeld;

–        de Commissie te verwijzen in de kosten.

19      In haar exceptie van niet-ontvankelijkheid concludeert de Commissie dat het het Gerecht behage:

–        het beroep niet-ontvankelijk te verklaren;

–        verzoekster te verwijzen in de kosten.

20      In haar opmerkingen over de exceptie van niet-ontvankelijkheid concludeert verzoekster dat het het Gerecht behage:

–        de door de Commissie opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid te verwerpen;

–        subsidiair, zijn beslissing over de exceptie van niet-ontvankelijkheid aan te houden tot het te wijzen arrest;

–        de Commissie te verwijzen in de kosten.

 In rechte

21      Volgens artikel 114 van het Reglement voor de procesvoering kan het Gerecht, indien een partij daarom verzoekt, uitspraak doen over de niet-ontvankelijkheid zonder daarbij op de zaak ten gronde in te gaan. Volgens lid 3 van dit artikel geschiedt de verdere behandeling van het verzoek mondeling, tenzij het Gerecht anders beslist. In casu acht het Gerecht zich door de processtukken voldoende voorgelicht om zonder mondelinge behandeling uitspraak te kunnen doen over het verzoek.

 Argumenten van partijen

22      Ten eerste is de Commissie van mening dat het beroep gedeeltelijk niet-ontvankelijk is, omdat het strekt tot nietigverklaring van alle vier de punten – en niet alleen van punt 2 – van de tabel in de bijlage bij de bestreden verordening, terwijl alle door verzoekster aangevoerde argumenten, de door haar op de markt gebrachte LCD 20”-monitor betreffen. Bijgevolg moet het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover het strekt tot nietigverklaring van de punten 1, 3 en 4 van de tabel in de bijlage bij de bestreden verordening.

23      Ten tweede is zij van mening dat verzoekster in casu niet individueel wordt geraakt door de bestreden verordening. Deze verordening heeft betrekking op een objectief bepaalde situatie en heeft rechtsgevolgen voor op algemene en abstracte wijze omschreven categorieën van personen, met name de importeurs van de erin omschreven producten. In het bijzonder worden marktdeelnemers volgens vaste rechtspraak niet individueel geraakt door verordeningen betreffende de indeling van goederen onder GN-tariefposten.

24      Tot staving van haar argumenten beroept zij zich met name op twee beschikkingen van het Gerecht, te weten die van 29 april 1999, Alce/Commissie (T­-120/98, Jurispr. blz. II‑­1395), en die van 30 januari 2001, Iposea/Commissie (T-­49/00, Jurispr. blz. II‑­163), waarin het Gerecht op het gebied van tariefindeling de beroepen niet-ontvankelijk heeft verklaard.

25      Voorts is de zaak die heeft geleid tot het arrest van het Gerecht van 30 september 2003, Sony Computer Entertainment Europe/Commissie (T‑243/01, Jurispr. blz. II‑­4189), de enige waarin een marktdeelnemer werd geacht individueel door een tariefindelingsverordening te zijn geraakt, en wel gelet op een samenstel van vier factoren die in casu niet voorhanden zijn.

26      De „uitzonderlijke omstandigheden” van de zaak die tot het arrest Sony Computer Entertainment Europe/Commissie heeft geleid, staan namelijk in dit geval onvoldoende vast om tot een zelfde conclusie te kunnen komen. In het bijzonder kan aan het verzoek van de IRC aan het comité nomenclatuur om bijstand ter zake van de indeling van het betrokken product, slechts een miniem of geen belang toekomen, omdat de procedure tot vaststelling van een tariefindelingsverordening door de Commissie altijd in gang wordt gezet door moeilijkheden in verband met de indeling van een product. Bovendien heeft verzoekster de werking van haar product niet op persoonlijke titel gedemonstreerd, maar als lid van de „European Information and Communications Technology Industry Association” (EICTA). Het aldus getoonde product was een 30”‑monitor, terwijl het betrokken product een 20”‑monitor is, die bijgevolg nooit door het comité nomenclatuur is onderzocht.

27      Bovendien is de Commissie niet op de hoogte van enige beslissing van nationale rechterlijke instanties met betrekking tot de indeling van het betrokken product, waarvan de uitkomst afhankelijk is van de bestreden verordening.

28      Verzoekster is niet de enige onderneming die daadwerkelijk of potentieel wordt geraakt door de bestreden verordening. Deze bevat noch een foto van de erin voorkomende producten, noch enige verwijzing naar een logo, een handelsmerk of een eigendomsrecht van verzoekster. Dat exclusieve invoerrechten ontbreken voor LCD-monitors met dezelfde technische kenmerken als genoemd in punt 2, kolom 1, van de tabel in de bijlage bij de bestreden verordening, heeft verzoekster tevens zelf bevestigd in haar verzoek om tariefschorsing en haar begeleidende brief daarbij aan de Ierse autoriteiten, nadat de bestreden verordening was vastgesteld.

29      Ten slotte heeft verzoekster niet gesteld dat zij de enige erkende importeur is van het betrokken product.

30      Volgens verzoekster is de indeling volgens punt 2 van de tabel in de bijlage bij de bestreden verordening, al neemt deze de vorm aan van een bepaling in een verordening, in werkelijkheid een beschikking die haar rechtstreeks en individueel raakt.

31      Zij benadrukt dat volgens vaste rechtspraak een handeling van algemene strekking in bepaalde omstandigheden bepaalde marktdeelnemers rechtstreeks en individueel kan raken en dat deze derhalve tegen die handeling kunnen opkomen krachtens artikel 230, vierde alinea, EG (zie arrest Sony Computer Entertainment Europe/Commissie, reeds aangehaald, punt 59, en de aldaar aangehaalde rechtspraak). Volgens haar is in het onderhavige geval aan de „Plaumann‑criteria” voldaan.

32      Verzoekster stelt dat de bestreden verordening rechtstreeks gevolgen heeft voor haar rechtspositie en aan degenen tot wie zij is gericht en die met de uitvoering ervan zijn belast, geen enkele beoordelingsbevoegdheid laat, omdat de uitvoering zuiver automatisch en alleen op grond van de communautaire regeling gebeurt, zonder dat daarvoor nadere regels moeten worden gesteld (arrest Hof van 5 mei 1998, Dreyfus/Commissie, C­-386/96 P, Jurispr. blz. I‑­2309, punt 43).

33      Aangaande het individueel geraakt worden meent zij dat de bestreden verordening haar treft uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie die haar ten opzichte van ieder ander karakteriseert en haar derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als de adressaat van een beschikking.

34      De administratieve procedure die heeft geleid tot de vaststelling van de bestreden verordening, is in gang gezet door het verzoek om afgifte van een BTI dat zij in september 2004 heeft gericht aan de IRC, die dit voor advies hebben doorgeleid naar het comité nomenclatuur. In januari 2005 heeft verzoekster, op haar verzoek en met steun van de EICTA, ook een demonstratie van het gebruik van haar LCD 30”-monitor gegeven voor de leden van dat comité. Bovendien is onder de lidstaten een ontwerp-tariefindelingsverordening verspreid waarin werd verwezen naar monitors van het „Apple-type”. Deze ontwerpverordening bevond zich in bijlage bij het werkdocument met referentie TAXUD/573/2005 van de Commissie.

35      Geen enkel ander identiek of soortgelijk toestel is gedemonstreerd of onderwerp van discussie geweest bij het comité nomenclatuur in het kader van de procedure tot vaststelling van de bestreden verordening. Voorts is verzoekster de enige onderneming met een BTI voor dit product voor indeling onder post 8471.

36      Zij stelt bovendien dat de bestreden verordening specifiek op de indeling van de LCD 20”-monitor van Apple ziet, omdat punt 2 van de tabel in de bijlage bij deze verordening alle kenmerken van het product in detail beschrijft en er op de markt geen ander product met soortgelijke kenmerken voorhanden is. Verzoekster is dus de enige onderneming voor de rechtspositie waarvan de vaststelling van de bestreden verordening gevolgen heeft of kan hebben.

37      Met betrekking tot het arrest Sony Computer Entertainment Europe/Commissie betoogt zij dat de feitelijke omstandigheden van de zaak die tot dat arrest heeft geleid, niet alleen de „buitengewone omstandigheden” zijn die ertoe kunnen leiden dat een onderneming individueel wordt geraakt. Integendeel, het leidende beginsel dat impliciet uit dat arrest volgt, is dat alle feitelijke omstandigheden van een zaak, welke dan ook, cumulatief en in hun context in aanmerking moeten worden genomen bij de beoordeling of een gegeven tariefindeling, ofschoon algemeen en abstract geformuleerd, in feite ziet op een bepaald product.

38      Tussen de onderhavige zaak en de zaak die tot het arrest Sony Computer Entertainment Europe/Commissie heeft geleid, bestaan grote overeenkomsten, met name dat de twee indelingen in gang zijn gezet door een verzoek om een BTI van de respectieve verzoekende partijen en dat in beide gevallen contact is opgenomen met de Commissie om reden van een indelingsprobleem waarvoor de nationale autoriteiten zich geplaatst zagen. Bovendien heeft de bestreden verordening gevolgen voor de nationale procedures inzake verzoeken aan de IRC om indeling van de LCD 20”‑, 23”‑ en 30”‑monitors.

39      Verzoekster heeft de werking van het betrokken product enkel onder de auspiciën van de EICTA getoond, omdat de Commissie stond op de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van deze beroepsfederatie en het onmogelijk was om voor deze presentatie andere data te vinden. Bovendien is een LCD 30”‑monitor alleen gebruikt omdat de presentatie in een grote zaal plaatsvond en de leden van het comité een en ander door een dergelijke monitor beter konden zien, gegeven dat de twee producten, afgezien van de afmetingen ervan, identiek waren.

40      Vervolgens bestaat er geen twijfel, ofschoon de bestreden verordening geen foto van het Apple-logo bevat, dat de leden van het comité nomenclatuur wisten dat zij discussieerden over de juiste indeling van de LCD-monitor van Apple, wat wordt bevestigd door het feit dat hiervan in een verklaring van de IRC aan het comité nomenclatuur bij wijze van voorbeeld melding is gemaakt.

41      Het verzoek om tariefschorsing van verzoekster verwijst niet duidelijk naar de LCD 20”-monitor van Apple, omdat de omschrijving in dat verzoek in overeenstemming met de richtsnoeren van de Commissie generiek is.

42      Ten slotte is in de zaak die tot het arrest Sony Computer Entertainment Europe/Commissie heeft geleid, voor de vaststelling dat die vennootschap individueel werd geraakt, niet van belang geweest dat de vennootschap Sony de enige erkende importeur was voor invoer van het betrokken product in de Gemeenschap. Bovendien is het, gelet op eventuele rechtstreekse aankopen via internet, in werkelijkheid onmogelijk om de enige importeur van aan dergelijk product te zijn.

43      Aangaande het voorwerp van haar beroep preciseert verzoekster dat zij het Gerecht verzoekt om punt 2 van de tabel in de bijlage bij de bestreden verordening nietig te verklaren, en niet om de maatregel in zijn geheel nietig te verklaren.

 Beoordeling door het Gerecht

44      Krachtens artikel 230, vierde alinea, EG hangt de ontvankelijkheid van een door een natuurlijke of een rechtspersoon ingesteld beroep tot nietigverklaring van een verordening ervan af of de bestreden verordening in werkelijkheid in wezen een beschikking is die die persoon rechtstreeks en individueel raakt. Volgens vaste rechtspraak geldt als criterium voor het onderscheid tussen een verordening en een beschikking de al dan niet algemene strekking van de betrokken handeling. Een handeling heeft een algemene strekking, indien zij van toepassing is op objectief bepaalde situaties en rechtsgevolgen heeft voor algemeen en abstract aangewezen categorieën van personen (zie beschikking Gerecht van 11 september 2007, Honig‑Verband/Commissie, T‑35/06, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 39, en de aldaar aangehaalde rechtspraak).

45      Volgens vaste rechtspraak kunnen natuurlijke en rechtspersonen in beginsel geen beroep tot nietigverklaring van een tariefindelingsverordening instellen op grond van artikel 230, vierde alinea, EG. Deze handelingen zijn, al lijken de erin vervatte beschrijvingen concreet, evenwel in alle opzichten van algemene strekking, doordat zij enerzijds betrekking hebben op alle producten van het beschreven type, en dit ongeacht de individuele kenmerken en de herkomst ervan, en anderzijds, in het belang van een uniforme toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief, gelden zij voor alle douaneautoriteiten van de Gemeenschap en voor alle importeurs (zie arrest Hof van 14 februari 1985, Casteels/Commissie, 40/84, Jurispr. blz. 667, punt 11, en arrest Sony Computer Entertainment Europe/Commissie, reeds aangehaald, punt 58, en de aldaar aangehaalde rechtspraak).

46      In casu bepaalt punt 2 van de tabel in de bijlage bij de bestreden verordening dat de goederen met de in kolom 1 omschreven kenmerken in de gecombineerde nomenclatuur moeten worden ingedeeld onder GN-code 8528 21 90. De bepaling is van toepassing op alle producten van het beschreven type en op alle soortgelijke producten, en dit ongeacht de individuele kenmerken en de herkomst ervan (zie in die zin arrest Casteels/Commissie, reeds aangehaald, punt 11).

47      Deze bepaling heeft derhalve de vorm van een maatregel van algemene strekking als bedoeld in artikel 249, tweede alinea, EG. Hij is van toepassing op een objectief bepaalde situatie en heeft rechtsgevolgen voor op algemene en abstracte wijze omschreven personen, met name de importeurs van het erin omschreven product (zie in die zin beschikking Iposea/Commissie, reeds aangehaald, punt 24, en de aldaar aangehaalde rechtspraak).

48      In bepaalde omstandigheden kan zelfs een handeling van algemene strekking bepaalde marktdeelnemers echter individueel raken, zodat deze tegen die handeling kunnen opkomen krachtens artikel 230, vierde alinea, EG, op voorwaarde evenwel dat deze handeling hen treft uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie die hen ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hen derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als de adressaat van een beschikking (arresten Hof van 15 juli 1963, Plaumann/Commissie, 25/62, Jurispr. blz. 205, 232, en 18 mei 1994, Codorníu/Raad, C‑309/89, Jurispr. blz. I‑­1853, punt 20).

49      In dit verband betoogt verzoekster met name dat de betrokken indeling in gang is gezet door haar verzoek aan de IRC om afgifte van een BTI, dat geen enkel ander soortgelijk product voorwerp is geweest van een demonstratie voor het comité nomenclatuur en dat op basis van de demonstratie van de werking van het betrokken product een ontwerp-tariefindelingsverordening onder de lidstaten is verspreid waarin werd gerefereerd aan monitors van het „Apple-type”.

50      Dergelijke omstandigheden kunnen verzoekster echter niet individualiseren in de zin van artikel 230, vierder alinea, EG. De deelname van een marktdeelnemer aan de procedure tot vaststelling van een handeling kan deze persoon immers enkel individualiseren ten opzichte van die handeling wanneer de toepasselijke communautaire regeling hem bepaalde procedurele waarborgen verleent (zie beschikking Gerecht van 14 december 2005, Arizona Chemical e.a./Commissie, T-369/03, Jurispr. blz. II-5839, punt 72, en de aldaar aangehaalde rechtspraak). Dat is in casu niet het geval.

51      Voorts konden soortgelijke omstandigheden, ofschoon zij in aanmerking zijn genomen voor de ontvankelijkverklaring van het beroep in de zaak die tot het arrest Sony Computer Entertainment Europe/Commissie heeft geleid, vooral gelet op voornoemde rechtspraak hiervoor niet de bepalende factor zijn geweest. In die zaak werd de verzoekster slechts „[g]elet op een en ander [en] in de uitzonderlijke omstandigheden van de onderhavige zaak” geacht individueel te zijn geraakt (arrest Sony Computer Entertainment Europe/Commissie, reeds aangehaald, punt 77).

52      Hetzelfde geldt voor het feit dat verzoekster de enige onderneming zou zijn met een BTI voor indeling van het betrokken product onder post 8471. Enerzijds is de geldigheid van een BTI door artikel 12 van het douanewetboek zelf begrensd. Anderzijds impliceert volgens vaste rechtspraak de mogelijkheid om het aantal of zelfs de identiteit van de rechtssubjecten die binnen de personele werkingssfeer van een maatregel vallen, min of meer nauwkeurig te bepalen, geenszins dat die subjecten moeten worden geacht door de betrokken maatregel individueel te worden geraakt, zolang de toepassing van de verordening voortvloeit uit een objectieve feitelijke of rechtssituatie die in de betrokken handeling wordt omschreven (arrest Gerecht van 22 februari 2000, ACAV e.a./Raad, T‑138/98, Jurispr. blz. II‑341, punt 64, en beschikking Iposea/Commissie, reeds aangehaald, punt 31).

53      Overigens is de enkele omstandigheid dat verzoekster al dan niet de enige erkende importeur is van het betrokken product in de Gemeenschap, alleen „gelet op de andere hierboven aangehaalde elementen” relevant om te beoordelen of zij individueel wordt geraakt, maar volstaat deze omstandigheid als zodanig niet om aan te tonen dat verzoekster door de bestreden verordening individueel wordt geraakt (zie in die zin arrest Sony Computer Entertainment Europe/Commissie, reeds aangehaald, punt 75). In dit verband stelt verzoekster niet dat zij de exclusieve importeur van de betrokken LCD-monitors is en maakt zij geen gewag van enig recht op grond waarvan zij de invoer van deze producten in de Europese Economische ruimte kan verbieden. Zij wordt door de bestreden verordening enkel geraakt in haar objectieve hoedanigheid van daadwerkelijke of potentiële importeur van LCD 20”-monitors.

54      De beschrijving van het product dat voorwerp is van de betrokken indeling, is zeer algemeen. Bovendien komt in de tabel in de bijlage bij de bestreden verordening geen foto, logo of ander teken met een merk van Apple voor.

55      Aan deze conclusie doet geen afbreuk dat in een verklaring van de IRC aan het comité nomenclatuur werd gerefereerd aan Apple-monitors of dat is gesteld, maar niet bewezen, dat onder de lidstaten een ontwerptariefindelingsverordening is verspreid waarin aan monitors van het „Apple-type” werd gerefereerd. Het gaat hier om een verwijzing, in het stadium van de procedure die tot vaststelling van de bestreden verordening heeft geleid, naar een generiek referentieproduct en niet om het identificeren van een specifiek product.

56      Samengevat benadrukt verzoekster dat de bestreden verordening volgens haar is vastgesteld op basis van haar verzoek om een BTI en de demonstratie van de werking van het betrokken product voor het comité nomenclatuur, dat een ontwerptariefindelingsverordening voor monitors van het „Apple-type” is verspreid en dat zij als enige een BTI over indeling onder post 8471 heeft.

57      Uit al het voorgaande blijkt dat geen van deze factoren op zichzelf genomen volstaat voor de conclusie dat verzoekster door de bestreden verordening individueel wordt geraakt. In het licht van het arrest Sony Computer Entertainment Europe/Commissie moet niettemin worden geanalyseerd of de bestreden verordening „in de uitzonderlijke omstandigheden van de onderhavige zaak” verzoekster individualiseert op soortgelijke wijze als de adressaat van een beschikking.

58      Dit is echter niet het geval. De tamelijk algemene omschrijving van de betrokken goederen en het ontbreken van een visuele of een tekstuele factor die duidelijk naar een concrete marktdeelnemer verwijst, sluiten in casu uit dat verzoekster op welke wijze dan ook individueel wordt geraakt.

59      Hieruit volgt dat verzoekster door de bestreden verordening slechts wordt geraakt in haar objectieve hoedanigheid van importeur van LCD-monitors zoals bedoeld in de tabel in de bijlage bij die verordening, op dezelfde wijze als elke andere marktdeelnemer die zich, feitelijk of potentieel, in eenzelfde situatie bevindt.

60      Uit een en ander volgt dat verzoekster door de bestreden verordening niet individueel wordt geraakt en dat het beroep behalve niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

 Kosten

61      Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dat is gevorderd. Aangezien verzoekster in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van de Commissie te worden verwezen in de kosten.


HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vijfde kamer)

beschikt:

1)      Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)      Apple Computer International wordt verwezen in de kosten.

Luxemburg, 19 februari 2008.

De griffier

 

      De president van de Vijfde kamer

E. Coulon

 

      M. Vilaras


* Procestaal: Engels.