Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 24 april 2003 ingesteld door "U" en anderen tegen Raad van de Europese Unie en Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-138/03)

    (Procestaal: Frans)

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 24 april 2003 beroep tegen Raad van de Europese Unie en Commissie van de Europese Gemeenschappen ingesteld door "U" en anderen, vertegenwoordigd door F. Honnorat, advocaat.

Verzoekers concluderen dat het het Gerecht behage:

(te gelasten dat de morele of materiële schade wordt vergoed die verzoekers hebben geleden ten gevolge van het feit dat hun naaste familieleden met BSE zijn besmet;

( verweerders te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekers, die allen in Frankrijk wonen, hebben indirect of als rechthebbenden van personen die in Frankrijk zijn overleden aan een zogenoemde "variante" van de ziekte van Creutzfeldt-Jacob, schade geleden. Met het onderhavige beroep vorderen zij vergoeding van de materiële of morele schade die zij huns inziens hebben geleden door het overlijden van die met BSE besmette personen.

Zij verwijten verweerders een kennelijke beoordelingsfout, misbruik van bevoegdheid en schending van het gewettigd vertrouwen van de Europese consumenten.

Zij stellen dat verweerders een kennelijke beoordelingsfout hebben gemaakt bij het beheer van de aan de BSE-epidemie verbonden risico's door bij de ontdekking van de oorzaken van de besmettelijke veeziekte en bij de vaststelling van de eerste beschermende maatregelen in het Verenigd Koninkrijk geen prospectieve wetenschappelijke beoordeling van het gevaar voor ontstaan van BSE in de verschillende geografische gebieden van de Unie te hebben aanbevolen. Een dergelijke kennelijke beoordelingsfout blijkt ook uit de omstandigheid dat verweerders geen retrospectieve studie hebben gelast om duidelijkheid te krijgen over de oorsprong van de later in Frankrijk vastgestelde besmettingen.

Ter ondersteuning van hun vorderingen stellen zij dat de houding van verweerders in deze zaak misbruik van bevoegdheid oplevert omdat zij ondoordacht de belangen van de markt en van de rundveesector hebben beschermd. Verweerders zouden hebben getracht de lidstaten ervan af te brengen eenzijdige beschermende maatregelen te treffen.

Verder stellen verzoekers dat de desorganisatie van de diensten van verweerders tot een onderschatting van gevaar voor ontstaan van BSE heeft geleid en daardoor een duidelijke schending van het gewettigd vertrouwen van de Europese consumenten oplevert.

Verzoekers wijzen erop dat hun schade abnormaal en bijzonder is; dit vloeit namelijk voort uit het feit dat BSE geen natuurlijke oorsprong heeft en dat de Europese bepalingen inzake de aansprakelijkheid van de fabrikanten van producten met gebreken in casu niet van toepassing zijn.

C

____________