Language of document : ECLI:EU:F:2008:47

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

24 april 2008

Zaak F‑61/05

Raffaele Dalmasso

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Arbeidscontractanten – Aanwerving – Indeling in functiegroepen – Verzoek om herziening van bij aanwerving vastgestelde indeling en bezoldiging – Voormalig hulpfunctionaris aangeworven als arbeidscontractant – Artikelen 3 bis en 80, leden 2 en 3, RAP – Taken die onder verschillende functiegroepen vallen – Gelijke behandeling – Beroep ongegrond”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA en strekkende tot, enerzijds, nietigverklaring van het besluit van het tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag van 21 maart 2005 houdende afwijzing van verzoekers verzoek van 7 december 2004, hergekwalificeerd als klacht tegen het besluit tot vaststelling van zijn indeling en bezoldiging bij zijn aanstelling als arbeidscontractant en, voor zover nodig, van het oorspronkelijke besluit tot vaststelling van diezelfde indeling en bezoldiging volgens de op 16 september 2004 ondertekende overeenkomst alsmede, anderzijds, vergoeding van de op 25 000 EUR geraamde schade.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Arbeidscontractanten – Indeling

(Regeling andere personeelsleden, art. 53, derde alinea, en 80, lid 2)

2.      Ambtenaren – Regeling andere personeelsleden – Toepasselijkheid van titel IV, betreffende arbeidscontractanten, niet afhankelijk van voorafgaande vaststelling van de aan ieder type werkzaamheden verbonden bevoegdheden van de verschillende functiegroepen van die personeelsleden

(Regeling andere personeelsleden, art. 52 en 80, lid 3, en titel IV; verordening nr. 723/2004 van de Raad)

3.      Ambtenaren – Regeling andere personeelsleden – Gelijke behandeling – Verschillen tussen financiële regeling van hulpfunctionarissen en die van arbeidscontractanten – Geen discriminatie

4.      Ambtenaren – Gelijke behandeling – Verschillende behandeling van diverse categorieën personeelsleden op het gebied van statutaire waarborgen en voordelen van sociale zekerheid – Geen discriminatie

1.      De administratie maakt geen kennelijke beoordelingsfout wanneer zij een arbeidscontractant die werkzaamheden uitoefent die de verplaatsing van wanden en deuren inhouden, de organisatie van verhuizingen, het bestellen van nieuw meubilair of reparaties, het logistieke beheer van de archieven, het onderhouden van contacten met de hoofden van gebouwen voor kwesties betreffende de bewaking, de parkeerterreinen, het onderhoud en de schoonmaak, het regelmatig en afdoende bevoorraden van de diensten met bureaubenodigdheden, de afhandeling van de besteding van kredieten, de organisatie van vergaderingen en de reservering van zalen alsmede de afhandeling van verzoeken om leveringen van drank en eetwaar, indeelt in de functiegroep I. Dergelijke werkzaamheden omvatten immers handenarbeid en administratieve ondersteunende diensten in de zin van artikel 80, lid 2, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, die functiegroep I betreffen. Het feit dat de arbeidscontractant voor de juiste vervulling van bovengenoemde taken over een bepaalde mate van initiatief en autonomie beschikt kan niet afdoen aan hun kwalificatie van „handenarbeid en administratieve ondersteunende diensten” in de zin van voormelde bepaling en verhindert juist niet dat er toezicht wordt uitgeoefend door ambtenaren of tijdelijke functionarissen.

Zelfs al heeft de arbeidscontractant voorheen als hulpfunctionaris van de functiegroep VII, categorie C, diezelfde werkzaamheden uitgeoefend, standaardfuncties van die categorie, zoals die van secretaresse, typist, telefonist of functionaris belast met eenvoudige kantoorwerkzaamheden, zoals voorzien in artikel 53, derde alinea, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, komen overeen met die welke in artikel 80, lid 2, van die Regeling worden omschreven voor functiegroep I.

(cf. punten 52‑54, 56 en 57)

2.      Geen enkele bepaling van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden of van verordening nr. 723/2004 tot wijziging van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden stelt de toepasselijkheid van titel IV van die Regeling, betreffende arbeidscontractanten, en met name van de bepalingen betreffende hun aanstelling, afhankelijk van de in artikel 80, lid 3, van die Regeling bedoelde vaststelling van de aan ieder type werkzaamheden verbonden bevoegdheden die elk kenmerkend zijn voor de functiegroepen waartoe arbeidscontractanten kunnen behoren. Integendeel, artikel 52 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, dat bepaalt dat de werkelijke diensttijd van hulpfunctionarissen die, zoals blijkt uit punt 36 van verordening nr. 723/2004, op den duur moeten worden vervangen door arbeidscontractanten, niet na 31 december 2007 kan worden voortgezet en dat na 31 december 2006 geen nieuwe hulpfunctionaris meer in dienst mag worden genomen, bevestigt juist dat die titel IV onmiddellijk van toepassing is, aangezien in dat artikel niet wordt gezegd dat artikel 80, lid 3, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden eerst moet zijn uitgevoerd.

(cf. punt 59)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 9 juli 2007, De Smedt/Commissie, T‑415/06 P, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑109 en II‑A‑1‑409, punt 40

Gerecht voor ambtenarenzaken: 19 oktober 2006, De Smedt/Commissie, F‑59/05, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑0000 en II‑A‑1‑0000, punt 52

3.      Het staat de gemeenschapswetgever vrij om op elk moment in de statutaire bepalingen die wijzigingen aan te brengen die hij in het belang van de dienst acht en om voor de toekomst bepalingen vast te stellen die voor de betrokken ambtenaren of personeelsleden ongunstiger zijn, op voorwaarde echter dat hun regelmatig verkregen rechten behouden blijven en dat de door de nieuwe regeling specifiek geraakte personen op dezelfde wijze worden behandeld. Hem kan dus niet worden verweten dat hij een nieuwe categorie personeelsleden heeft gecreëerd, namelijk arbeidscontractanten, voor wie een andere financiële regeling geldt dan voor hulpfunctionarissen en die op termijn de categorie hulpfunctionarissen en ambtenaren van de categorie D moet vervangen, voor zover niet op onwettige wijze afbreuk is gedaan aan de rechten die de ambtenaren of de onder het oude Statuut aangeworven personeelsleden hebben verworven en de personeelsleden die tot de nieuwe categorie behoren op dezelfde wijze zijn behandeld. Bovendien kan op het intranet van de Commissie verspreide informatie betreffende een bepaald percentage verlaging van de bezoldiging als gevolg van de omzetting van de overeenkomsten van hulpfunctionarissen in overeenkomsten van arbeidscontractanten, bij de betrokkene geen gewettigd vertrouwen doen ontstaan in het recht op een exacte verlaging, omdat het om een gemiddelde gaat dat op de verschillende individuele gevallen moet worden toegepast.

(cf. punten 78, 79 en 81)

Referentie:

Hof: 19 maart 1975, Gillet/Commissie, 28/74, Jurispr. blz. 463, punten 5 en 6

Gerecht van eerste aanleg: 30 september 1998, Ryan/Rekenkamer, T‑121/97, Jurispr. blz. II‑3885, punten 98 en 104; 29 november 2006, Campoli/Commissie, T‑135/05, JurAmbt. blz. II‑A‑2‑1527, punt 85

Gerecht voor ambtenarenzaken: De Smedt/Commissie, reeds aangehaald, punt 71

4.      De statutaire verschillen tussen de diverse categorieën personen die door de Gemeenschappen worden tewerkgesteld, hetzij als ambtenaar stricto sensu hetzij als functionaris van één van de in de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden bedoelde categorieën, kunnen niet in geding worden gebracht. De omschrijving van elk van die categorieën beantwoordt immers aan rechtmatige behoeften van de gemeenschapsadministratie en aan de aard van de vaste of tijdelijke werkzaamheden waarmee zij is belast. Er kan dan ook geen sprake zijn van discriminatie wanneer op het vlak van de statutaire waarborgen en voordelen van sociale zekerheid bepaalde categorieën personeelsleden van de Gemeenschappen waarborgen en voordelen genieten waarvan andere categorieën verstoken blijven. Inzonderheid wordt de situatie van de onder de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden vallende functionarissen doorgaans gekenmerkt door de contractuele aard van hun arbeidsverhouding, terwijl de rechtsverhouding tussen een ambtenaar en de administratie statutair van aard is. Er bestaan objectieve juridische verschillen tussen de diverse categorieën personen die door de Gemeenschappen worden tewerkgesteld, zodat het beginsel van gelijke behandeling in dat opzicht geen toepassing vindt.

(cf. punt 82)

Referentie:

Hof: 6 oktober 1983, Celant e.a./Commissie, 118/82 en 123/82, Jurispr. blz. 2995, punt 22

Gerecht van eerste aanleg: De Smedt/Commissie, reeds aangehaald, punten 54 en 55

Gerecht voor ambtenarenzaken: De Smedt/Commissie, reeds aangehaald, punt 76