Language of document : ECLI:EU:T:2018:305

Zaak T577/15

Xabier Uribe-Etxebarría Jiménez

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

„Uniemerk – Nietigheidsprocedure – Uniewoordmerk SHERPA – Ouder nationaal woordmerk SHERPA – Gedeeltelijke nietigverklaring – Voorwerp van het geschil voor de kamer van beroep – Normaal gebruik van het merk – Artikel 42, lid 2, van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 47, lid 2, van verordening (EU) 2017/1001] – Artikel 53, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 [thans artikel 60, lid 2, onder a), van verordening 2017/1001] – Relatieve weigeringsgrond – Verwarringsgevaar – Artikel 8, lid 1, onder a) en b), van verordening nr. 207/2009 [thans artikel 8, lid 1, onder a) en b), van verordening 2017/1001]”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 29 mei 2018

1.      Uniemerk – Opmerkingen van derden en oppositie – Onderzoek van de oppositie – Bewijs van het gebruik van het oudere merk – Noodzaak om over een dienaangaande door de aanvrager opgeworpen vraag uitspraak te doen alvorens over de oppositie wordt beslist

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 42, lid 2)

2.      Uniemerk – Opmerkingen van derden en oppositie – Onderzoek van de oppositie – Bewijs van het gebruik van het oudere merk – Geen middel aangevoerd dat op de ontoereikendheid van het bewijs van normaal gebruik is gebaseerd

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 42, lid 2)

3.      Uniemerk – Beroepsprocedure – Beroep bij de Unierechter – Wijziging van het voorwerp van het geding zoals dat is ingesteld bij de kamer van beroep – Ontoelaatbaarheid

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 65)

4.      Uniemerk – Definitie en verkrijging van het Uniemerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door de houder van een gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten – Gevaar voor verwarring met het oudere merk – Beoordeling van het verwarringsgevaar – Bepaling van het relevante publiek – Aandachtsniveau van het publiek

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 8, lid 1, b)]

5.      Uniemerk – Definitie en verkrijging van het Uniemerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door de houder van een gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten – Gevaar voor verwarring met het oudere merk – Woordmerken SHERPA

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 8, lid 1, b)]

6.      Uniemerk – Definitie en verkrijging van het Uniemerk – Relatieve weigeringsgronden – Oppositie door de houder van een gelijk of overeenstemmend ouder merk dat is ingeschreven voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten – Soortgelijkheid van de betrokken waren of diensten – Beoordelingscriteria

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 8, lid 1, b)]

7.      Uniemerk – Beroepsprocedure – Beroep bij de Unierechter – Bevoegdheid van het Gerecht om de bestreden beslissing te wijzigen – Grenzen

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 65, lid 3)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 44, 45)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 46)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 52)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 57)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 58, 59, 65‑67, 70‑72)

6.      Volgens de rechtspraak moet bij de beoordeling van de soortgelijkheid van waren en diensten rekening worden gehouden met alle relevante factoren die de verhouding tussen de betrokken waren en diensten kenmerken, waaronder met name de aard, de bestemming en het gebruik, maar ook het concurrerend dan wel complementair karakter ervan. De complementariteit die bestaat tussen waren en diensten, met name de omstandigheid dat de ene wordt gebruikt in combinatie met of in verband met de andere, kan bij het relevante publiek de indruk wekken dat deze waren en diensten soortgelijk zijn.

(zie punten 68, 69)

7.      Volgens de rechtspraak beschikt het Gerecht over een bevoegdheid tot herziening, maar moet de uitoefening ervan beperkt blijven tot situaties waarin het Gerecht na toetsing van de beoordeling van de kamer van beroep in staat is om op basis van de elementen, feitelijk en rechtens, zoals deze zijn vastgesteld, te bepalen welke beslissing de kamer van beroep had moeten nemen. Het Gerecht mag zijn eigen beoordeling niet in de plaats stellen van die van de kamer van beroep, en a fortiori niet overgaan tot een beoordeling waarover die kamer van beroep nog geen standpunt heeft ingenomen.

Het Gerecht kan deze bevoegdheid tot herziening niet uitoefenen zonder de hem door de rechtspraak opgelegde grenzen te overschrijden, aangezien de kamer van beroep in de bestreden beslissing geen standpunt heeft ingenomen over de draagwijdte en de gevolgen van de in de loop van de nietigheidsprocedure voor de nietigheidsafdeling ingediende beperking aangaande de lijst van waren of diensten waarvoor om inschrijving werd verzocht, wat de beoordeling van de gelijkheid of soortgelijkheid van de door de conflicterende merken aangeduide waren betreft, zodat het Gerecht dienaangaande niet beschikt over een beoordeling die het overeenkomstig de rechtspraak kan toetsen en, in voorkomend geval, herzien.

(zie punten 87, 88)