Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nejvyšší soud České republiky (Tsjechië) op 28 januari 2022 – YQ/Ředitelství silnic a dálnic ČR

(Zaak C-57/22)

Procestaal: Tsjechisch

Verwijzende rechter

Nejvyšší soud České republiky

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: YQ

Verwerende partij: Ředitelství silnic a dálnic ČR

Prejudiciële vraag

Moet artikel 7, lid 1, van richtlijn 2003/88/EG1 van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan nationale rechtspraak volgens welke een werknemer die onrechtmatig is ontslagen en later, na de gerechtelijke nietigverklaring van zijn ontslag, overeenkomstig het nationale recht zijn werkzaamheden in dienstverband heeft hervat, geen recht heeft op jaarlijkse vakantie met behoud van loon voor de periode tussen het ontslag en zijn wederindienstneming op grond dat die werknemer tijdens deze periode geen daadwerkelijke arbeid in dienst van de werkgever heeft verricht, en dat dit ook het geval is wanneer een onrechtmatig ontslagen werknemer die zijn werkgever onverwijld schriftelijk in kennis heeft gesteld van zijn bereidheid om arbeid in dienst van de werkgever te blijven verrichten volgens de nationale regeling recht heeft op een financiële vergoeding ten belope van zijn gemiddelde loon vanaf de dag waarop hij de werkgever van zijn bereidheid in kennis heeft gesteld tot op de dag waarop de werkgever hem de mogelijkheid heeft geboden om zijn werkzaamheden voort te zetten of waarop het dienstverband daadwerkelijk is beëindigd?

____________

1 PB 2003, L 299, blz. 9.