Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 5 maart 2010 door het Europees Parlement tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 18 december 2009 in zaak F-92/09 R, U/Parlement

[Zaak T-103/10 P(R)]

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Europees Parlement (vertegenwoordigers: S. Seyr en K. Zejdová, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: U

Conclusies

de bestreden beschikking van de president van het Gerecht voor ambtenarenzaken vernietigen;

definitief uitspraak doen over het verzoek in kort geding en dit afwijzen;

de beslissing omtrent de kosten aanhouden.

Middelen en voornaamste argumenten

Met deze hogere voorziening vraagt rekwirant om vernietiging van de beschikking van de voorzitter van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 18 december 2009 in zaak F-92/09 R, U/Parlement, waarbij het ontslagbesluit van 6 juli 2009 is opgeschort tot de eindbeslissing van het Gerecht in deze zaak.

Tot staving van zijn hogere voorziening voert rekwirant drie middelen aan, ontleend aan:

het ontbreken van motivering, daar op grond van de redenering in de bestreden beschikking op een aantal punten niet de redenen voor de beslissing van de rechter in kort geding kunnen worden afgeleid ;

niet-eerbiediging van de rechten van verdediging van het Europees Parlement, aangezien de beschikking verder gaat dan een elementaire beoordeling ingevolge artikel 102, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering, volgens hetwelk de verzoeken om voorlopige maatregelen een duidelijke omschrijving van het voorwerp van het geschil moeten bevatten en van de omstandigheden waaruit het spoedeisende karakter van het verzoek blijkt, alsmede de middelen, zowel feitelijk als rechtens, op grond waarvan de voorlopige maatregel waartoe wordt geconcludeerd, aanvankelijk gerechtvaardigd voorkomt. Door op de details van de hoofdzaak in te gaan, en door met name een uitspraak te doen over de details van het verloop van de verbeteringsprocedure, maakt de beschikking inbreuk op de rechten van verdediging van het Parlement, door hem de mogelijkheid te ontnemen zijn standpunt in te nemen en zich met betrekking tot die aspecten te verdedigen;

de niet-inachtneming van de regels op het gebied van de bewijslast en de bewijslevering, aangezien voor wat betreft de voorwaarde van spoedeisendheid geen rekening is gehouden met alle relevante elementen die de financiële situatie van de verzoekende partij konden beïnvloeden, hetgeen in strijd is met het beginsel dat partijen voor de rechter gelijk zijn.

____________