Language of document :

Beroep ingesteld op 19 april 2010 - CTG Luxembourg PSF / Hof van Justitie

(Zaak T-170/10)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: CTG Luxembourg PSF (Bertrange, Luxemburg) (vertegenwoordiger: M. Thewes, advocaat)

Verwerende partij: Hof van Justitie van de Europese Unie

Conclusies

de beslissingen nietig verklaren die het Hof van Justitie heeft genomen in het kader van de Europese aanbesteding "AO 008/2009: ondersteuning voor gebruikers van IT- en telefoonsystemen van het eerste en tweede niveau, callcenter, beheer van eindgebruikerhardware", meer bepaald:

de beslissing van 9 februari 2010 van de commissie die de offertes moest openen, om de offerte van CTG CONSORTIUM af te wijzen wegens "te late indiening";

de (ongedateerde en tot op heden aan verzoekster niet bekende) beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie om de opdracht aan een andere inschrijver te gunnen;

de confirmatieve beslissing van 5 maart 2010 van het Hof van Justitie van de Europese Unie tot afwijzing van de offerte van CTG CONSORTIUM;

vaststellen dat er sprake is van niet-contractuele aansprakelijkheid van de Europese Unie en het Hof van Justitie veroordelen om verzoekster schadeloos te stellen voor alle schade die zij heeft geleden ten gevolge van de bestreden beslissingen en een deskundige aanwijzen om de schade te evalueren;

het Hof van Justitie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Met het onderhavige beroep vordert verzoekster enerzijds nietigverklaring van de beslissing van 9 februari 2010 van de commissie die de offertes moet openen, tot afwijzing, wegens te late indiending, van de offerte die verzoekster heeft ingediend in het kader van de aanbestedingsprocedure betreffende diensten inzake ondersteuning voor gebruikers van IT-systemen van het eerste en tweede niveau, callcenter, beheer van eindgebruikerhardware (PB 2009/S 217-312292) en van de beslissing om de opdracht aan een andere inschrijver te gunnen en anderzijds schadevergoeding.

Tot staving van haar beroep voert verzoekster vier middelen aan ontleend aan:

schending van het discriminatieverbod, van het beginsel van gelijke behandeling van inschrijvers en het beginsel van vrije mededinging, door naast de uiterste datum voor verzending van de offertes, een uiterst tijdstip voor aflevering bij de post op te leggen;

schending van de verplichting om te antwoorden op verzoeken om inlichtingen die tijdig aan de aanbestedende dienst zijn gezonden;

schending van de verplichting tot het verstrekken van informatie aan de afgewezen inschrijvers over de gronden die ten grondslag liggen aan hun verzoek, over de naam van de onderneming waaraan de opdracht is gegund en over de rechtsmiddelen;

de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Europese Unie.

____________