Language of document : ECLI:EU:F:2013:143

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Derde kamer)

9 oktober 2013

Zaak F‑116/12

Kari Wahlström

tegen

Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex)

„Openbare dienst – Tijdelijk functionaris – Beoordelingsrapport – Motiveringsplicht – Jaarlijks onderhoud met beoordelaar – Vaststelling van doelstellingen”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Wahlström vraagt om nietigverklaring van zijn beoordelingsrapport over 2010 en om veroordeling van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex, of hierna: „Agentschap”) tot betaling van 10 000 EUR ter vergoeding van de schade die hij heeft geleden als gevolg van het feit dat geen doelstellingen zijn vastgesteld om zijn beroepsprestaties voor datzelfde jaar te beoordelen.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. Wahlström draagt zijn eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beoordeling – Beoordelingsrapport – Motiveringsplicht –Omvang – Verplichting om toelichting in beoordelingsrapport te onderbouwen met feitelijke elementen – Geen verplichting

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

2.      Ambtenaren – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport – Opstelling zonder enige deelneming van betrokkene aan procedure – Schending van recht om te worden gehoord

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

3.      Ambtenaren – Beoordeling – Beoordelingsrapport – Opstelling – Rapport aangetast door procedurele onregelmatigheid – Gevolgen

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

4.      Ambtenaren – Beoordeling – Beoordelingsrapport – Verplichting om te verwezenlijken doelstellingen vast te stellen – Nietigverklaring van rapport bij ontbreken van vaststelling

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

1.      In het kader van de opstelling van een beoordelingsrapport veronderstelt de ruime beoordelingsbevoegdheid van de beoordelaars dat zij niet verplicht zijn om in het beoordelingsrapport alle relevante elementen feitelijk en rechtens op te nemen die hun beoordeling onderbouwen of om hiervan concrete voorbeelden te geven noch dat zij verplicht zijn om alle door de betrokken ambtenaar of functionaris betwiste punten te onderzoeken en daarop in te gaan. Het beoordelingsrapport beoogt immers geen uitputtend en louter beschrijvend overzicht te geven van de prestaties die de betrokken ambtenaar in het kader van de uitoefening van de onder zijn ambt vallende taken heeft moeten leveren, maar op grond van in het oog springende kenmerken van zijn werk, de mate van zijn bekwaamheid en zijn prestaties alsmede de kwaliteit van zijn gedrag in de dienst op de voorgrond te stellen.

Bovendien kan een tot het aangaan van aanstellingsovereenkomsten bevoegd gezag in het kader van een middel ontleend aan ontoereikende motivering met name niet worden verweten dat het de beoordeling van de beroepsprestaties van een functionaris niet heeft onderbouwd met concrete aanvullende voorbeelden, aangezien lezing van het betwiste beoordelingsrapport, ten eerste, de betrokkene reeds voldoende aanwijzing geeft om te beoordelen of het rapport gegrond is dan wel of het een fout bevat op grond waarvan de rechtmatigheid ervan kan worden betwist en, ten tweede, de rechter in staat stelt om zijn toezicht op de rechtmatigheid van dat rapport uit te oefenen.

(cf. punten 22, 23 en 26)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 12 september 2007, Combescot/Commissie, T‑249/04, punt 86; 8 september 2009, ETF/Landgren, T‑404/06 P, punt 108 en aldaar aangehaalde rechtspraak

Gerecht voor ambtenarenzaken: 10 september 2009, Van Arum/Parlement, F‑139/07, punten 88 en 101; 29 september 2011, Kimman/Commissie, F‑74/10, punt 95, waartegen hogere voorziening is ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie, zaak T‑644/11 P

2.      In het kader van de opstelling van een beoordelingsrapport dient de beoordelaar de beoordeelde binnen 20 dagen vanaf het begin van de beoordelingsronde uit te nodigen voor het jaarlijks onderhoud, teneinde te vermijden dat het beoordelingsrapport wordt opgesteld voordat de betrokken functionaris de gelegenheid is geboden om naar behoren te worden gehoord, zodat het verzuim om een onderhoud met de ambtenaar of functionaris te organiseren ook een schending van het recht om te worden gehoord vormt. Een goed onderhoud is noodzakelijk in de loop van de beoordelingsronde, aangezien het de sleutel daarvan is en een rechtstreeks contact veronderstelt tussen de beoordeelde en de beoordelaar, dat als enige een open en diepgaand gesprek in de hand kan werken, waardoor de betrokkenen, enerzijds, nauwkeurig de aard, de redenen en de omvang van hun eventuele verschillen kunnen vaststellen en, anderzijds, tot een beter begrip kunnen komen.

(cf. punten 36 en 37)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 30 september 2004, Ferrer de Moncada/Commissie, T‑16/03, punten 40 en 48; 14 september 2006, Laroche/Commissie, T‑115/04, punt 36; 25 oktober 2006, Carius/Commissie, T‑173/04, punt 69; 25 oktober 2007, Lo Giudice/Commissie, T‑27/05, punten 46‑49

3.      Een procedurele onregelmatigheid kan alleen leiden tot de nietigverklaring van een handeling en met name van een beoordelingsrapport van een ambtenaar of functionaris van de Unie, indien de procedure zonder die onregelmatigheid een ander resultaat had kunnen opleveren.

(cf. punt 40)

Referentie:

Hof: 21 maart 1990, België/Commissie, C‑142/87, punt 48

Gerecht van eerste aanleg: 23 april 2002, Campolargo/Commissie, T‑372/00, punt 39

Gerecht voor ambtenarenzaken: Kimman/Commissie, reeds aangehaald, punt 76

4.      De niet-inachtneming van de regels die bepalen dat de vaststelling van de doelstellingen van een ambtenaar dient te geschieden aan het begin van elke beoordelingsperiode, heeft een substantieel karakter en rechtvaardigt de kritiek op het litigieuze beoordelingsrapport. Daar de vaststelling van doelstellingen een fundamenteel referentiepunt voor de beoordeling van de prestaties van een ambtenaar en de opstelling van het beoordelingsrapport vormt, heeft het schrappen van de verplichting om formeel doelstellingen voor de betrokkene vast te stellen bij een wijziging van tewerkstelling, en dit in het kader van een onderhoud met zijn beoordelaar, tot gevolg dat ambtenaren op het gebied van de vaststelling van doelstellingen, naargelang de datum van hun wijziging van tewerkstelling anders worden behandeld. De vaststelling van doelstellingen is des te meer geboden bij een ambtenaar aan wie nieuwe taken zijn opgedragen binnen een andere eenheid, waarin hij zo snel mogelijk moet integreren.

(cf. punten 45 en 52)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 30 september 2009, Skareby/Commissie, T‑193/08 P, punten 71‑75

Gerecht voor ambtenarenzaken: 13 december 2007, Sundholm/Commissie, F‑42/06, punten 39‑41; 10 november 2009, N/Parlement, F‑71/08, punten 54‑60; 12 mei 2011, AQ/Commissie, F‑66/10, punten 68, 83 en 84