Language of document :

Beroep ingesteld op 20 april 2022 – Makhlouf / Raad

(Zaak T-206/22)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Sara Makhlouf (Damascus, Syrië) (vertegenwoordigers: G. Karouni en K. Assogba, advocaten)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

nietigverklaring van de volgende handelingen voor zover zij betrekking hebben op verzoekster:

uitvoeringsbesluit (GBVB) 2022/242 van de Raad van 21 februari 2022 tot uitvoering van besluit 2013/255/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Syrië en bijlage I daarbij;

uitvoeringsverordening (EU) 2022/237 van de Raad van 21 februari 2022 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 36/2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië en bijlage II daarbij;

veroordeling van de Raad tot betaling van een algehele schadevergoeding van 10.000 EUR;

Krachtens artikel 134 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen. Sara Makhlouf vordert dat de Raad wordt verwezen in zijn eigen kosten en in die van haar, ten aanzien waarvan zij zich het recht voorbehoudt om deze in de loop van de procedure aan te tonen.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vijf middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan schending van de rechten van verdediging en het recht op een eerlijk proces. In dit verband verwijt verzoekster de Raad haar rechten van verdediging te hebben geschonden, waaronder haar recht om te worden gehoord voorafgaand aan het besluit om haar naam aan de bestreden lijsten toe te voegen.

Tweede middel, ontleend aan een kennelijk onjuiste beoordeling en het ontbreken van bewijs. Verzoekster betoogt dat de beweringen van de Raad betreffende het bestaan van een „inherent risico dat de geërfde tegoeden zullen worden gebruikt ter ondersteuning van de activiteiten van het Syrische regime en rechtstreeks in het bezit van het regime zullen terechtkomen, wat mogelijk bijdraagt aan de gewelddadige onderdrukking van de burgerbevolking door het regime” definitief moeten worden afgewezen omdat zij volstrekt ongegrond zijn en iedere feitelijke grondslag tot staving daarvan ontbreekt.

Derde middel, ontleend aan schending van het evenredigheidsbeginsel bij de inbreuk op de grondrechten. Volgens verzoekster moet de bestreden maatregel ongeldig worden verklaard aangezien deze onevenredig is in het licht van de doelstelling die door de bestreden handelingen wordt nagestreefd. De onevenredigheid volgt met name uit het gegeven dat de bestreden maatregel zich uitstrekt tot alle tegoeden van verzoekster, zonder enig onderscheid.

Vierde middel, ontleend aan schending van het eigendomsrecht. Verzoekster betoogt dat de bestreden handelingen haar eigendomsrecht op ongeoorloofde wijze aantasten doordat zij zich niet alleen zonder onderscheid uitstrekken tot de tegoeden die door haar kunnen worden geërfd, maar ook tot persoonlijke tegoeden.

Vijfde middel betreffende het verzoek tot vergoeding van de geleden schade.

____________