Language of document :

Beroep ingesteld op 26 mei 2010 - Vuitton Malletier / BHIM - Friis Group International (Weergave van sluitmechanisme)

(Zaak T-237/10)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Louis Vuitton Malletier SA (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: P. Roncaglia, G. Lazzeretti, M. Boletto en E. Gavuzzi, advocaten)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Friis Group International ApS (Kopenhagen, Denemarken)

Conclusies

de beslissing van de eerste kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 24 februari 2010 in zaak R 1590/2008-1 vernietigen, voor zover daarbij gemeenschapsmerk nr. 3693116 is nietig verklaard voor de waren van de klassen 9, 14 en 18;

verweerder verwijzen in de kosten van de procedure; en

de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep verwijzen in de kosten van de procedure, daaronder begrepen de kosten die verzoekster zijn opgekomen voor de kamer van beroep en de nietigheidsafdeling, indien zij tussenkomt in deze zaak.

Middelen en voornaamste argumenten

Ingeschreven gemeenschapsmerk waarvan nietigverklaring is gevorderd: beeldmerk dat een sluitmechanisme weergeeft voor waren van de klassen9, 14 18 en 25 - gemeenschapsmerkaanvraag nr.3693116

Houder van het gemeenschapsmerk: verzoekster

Partij die nietigverklaring van het gemeenschapsmerk vordert: andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Merkrecht van de partij die nietigverklaring vordert: de partij die nietigverklaring vordert heeft haar vordering gebaseerd op absolute nietigheidsgronden overeenkomstig artikel 52, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad

Beslissing van de nietigheidsafdeling: afwijzing van de vordering tot nietigverklaring van het gemeenschapsmerk

Beslissing van de kamer van beroep: gedeeltelijke toewijzing van het beroep

Aangevoerde middelen: verzoekster voert twee middelen aan ter ondersteuning van haar beroep.

In het kader van haar eerste middel stelt verzoekster dat de bestreden beslissing artikel 7, lid 1, sub b, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad schendt doordat de kamer van beroep ten onrechte heeft geoordeeld dat deze bepaling van toepassing is op het litigieuze gemeenschapsmerk met betrekking tot de waren van de klassen 9, 14 en 18. In het bijzonder heeft de kamer van beroep: (i) blijk gegeven van een onjuiste opvatting door bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen van het litigieuze merk ervan uit te gaan dat dit merk bestaat in de vorm van de betrokken waren, en (ii) ten onrechte geoordeeld dat er geen sprake was van onderscheidend vermogen van huis uit.

Met haar tweede middel voert verzoekster aan dat de bestreden beslissing artikel 52, lid 2, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad schendt, doordat de kamer van beroep ten onrechte heeft geoordeeld dat deze bepaling niet van toepassing was op het onderhavige geval.

____________