Language of document :

Beroep ingesteld op 1 maart 2010 - Prionics/Commissie en EFSA

(Zaak T-112/10)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Prionics AG (vertegenwoordigers: H. Janssen en M. Franz, advocaten)

Verwerende partijen: Europese Commissie en Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA)

Conclusies

de "Scientific Opinion on Analytical sensitivity of approved TSE rapid tests" van de EFSA en de Commissie nietig verklaren, voor zover daarin thans niet wordt aanbevolen om bij het toezicht op BSE gebruik te maken van twee door verzoeksters geproduceerde tests, de Prionics(r)-Check LIA en de Pronics(r)-Check PrioSTRIP;

de EFSA en de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster komt op tegen het wetenschappelijke verslag van de EFSA van 10 december 2009 betreffende de analytische gevoeligheid van goedgekeurde snelle TSE-tests (hierna: "EFSA-verslag"). In dat verslag wordt onder meer aanbevolen, de analytische gevoeligheid van twee BSE-tests van verzoekster (Prionics(r)-Check LIA en Pronics(r)-Check PrioSTRIP) met geschikte experimenten opnieuw te beoordelen.

Tot staving van haar beroep voert verzoekster vier middelen aan.

In het kader van het eerste middel betoogt verzoekster dat de beginselen van goed bestuur zijn geschonden, aangezien verweersters hun aanbeveling in het EFSA-verslag op een onjuiste beoordeling van de feiten en op tegenstrijdige informatie baseren.

In het kader van het tweede middel wordt schending gesteld van het beginsel van de rechten van verdediging in procedures die kunnen leiden tot een voor de betrokkenen bezwarende handeling. Voorts wordt dienaangaande aangevoerd dat er sprake is van schending van de algemene rechtsbeginselen van gelijke behandeling en van bescherming van het gewettigde vertrouwen, aangezien de EFSA, in strijd met haar eigen bekendgemaakte bestuursrechtelijke voorschriften, verzoekster niet de mogelijkheid heeft geboden om vóór de openbaarmaking van het EFSA-verslag te worden gehoord.

In de derde plaats betoogt verzoekster dat er sprake is van schending van de algemene rechtsbeginselen van gelijke behandeling en van bescherming van het gewettigde vertrouwen, aangezien de EFSA, in strijd met haar eigen bekendgemaakte bestuursrechtelijke voorschriften, in het EFSA-verslag niet heeft gewezen op de rechtsmiddelen die tegen dit verslag konden worden ingesteld.

Ten slotte voert verzoekster aan dat de fundamentele beginselen van beroepsvrijheid en van ondernemingsvrijheid zijn geschonden door de openbaarmaking van het EFSA-verslag niet af te wegen tegen de nadelige gevolgen daarvan voor verzoekster.

____________