Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 6 maart 2008 door Luigi Marcuccio tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 14 december 2007 in zaak F-21/07, Marcuccio / Commissie

(Zaak T-114/08 P)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirant: Luigi Marcuccio (Tricase, Italië) (vertegenwoordiger: G. Cipressa, advocaat)

Andere partij in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

In elk geval:

de bestreden beschikking volledig en zonder enige uitzondering te vernietigen;

te verklaren dat rekwirants beroep in eerste aanleg intra dies was ingesteld;

te verklaren dat het beroep in eerste aanleg volledig ontvankelijk was;

primair:

het petitum van het beroep in eerste aanleg volledig en zonder enige uitzondering toe te wijzen;

de verwerende partij te veroordelen tot betaling aan rekwirant van alle kosten en honoraria die hij in eerste aanleg en in deze procedure heeft gemaakt;

subsidiair:

de onderhavige zaak te verwijzen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken, in een andere samenstelling, voor een nieuwe uitspraak.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirant voert de volgende middelen aan:

Volledig ontbreken van motivering gezien de verwarring tussen het begrip het plaatsvinden van een schadeveroorzakende gebeurtenis in de zin van artikel 288, tweede alinea, EG (ex artikel 215) en het begrip schade.

Schending van artikel 288 EG, artikel 46, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie, artikel 90 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna: "Ambtenarenstatuut"), de beginselen van rechtszekerheid, het recht op rechtsbescherming en het recht op een eerlijk proces;

Onjuiste, verkeerde en onredelijke uitlegging en toepassing van de begrippen begindatum dan wel dies a quo voor de bepaling van de redelijke termijn voor het indienen van een vordering ex artikel 288 EG;

Volledig ontbreken van motivering, ook wegens het ontbreken van een onderzoek, alsmede schending van artikel 90 van het Ambtenarenstatuut en van algemene rechtsbeginselen in het kader van het onderzoek van de verjaring van een vordering ex artikel 288 EG;

Volledig ontbreken van motivering wat rekwirants vermeende laattijdige vordering ex artikel 288 EG betreft;

Schending van de artikelen 235 EG en 288 EG in verband met de bevoegdheid van de gemeenschapsrechter op het gebied van een beroep tot schadevergoeding en ongemotiveerde, willekeurige en onlogische afwijking van de rechtspraak;

Schending van het recht op een eerlijk proces, met bijzondere verwijzing naar de regels van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

____________