Language of document : ECLI:EU:F:2015:33

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Derde kamer)

22 april 2015

Zaak F‑105/14

ED

tegen

Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa)

„Openbare dienst – Tijdelijk functionaris – Selectieprocedure – Besluit tot afwijzing van de sollicitatie in het stadium van de voorselectie, na onderzoek door een selectiecomité – Ontbreken van een klacht binnen de statutaire termijn tegen het besluit tot afwijzing van de sollicitatie – Verzoek om inlichtingen – Antwoord van het TAOBG zonder heronderzoek van het besluit tot afwijzing van de sollicitatie – Klacht tegen dat antwoord – Niet-eerbiediging van de precontentieuze procedure – Kennelijke niet-ontvankelijkheid – Artikel 81 van het Reglement voor de procesvoering”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, waarmee ED vraagt om nietigverklaring van het vermeende besluit van het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa of hierna: „Agentschap”) van 27 maart 2014, waarbij het zou hebben besloten om haar sollicitatie voor de tweede fase van een selectieprocedure met het oog op de vervulling van een ambt van jurist van de functiegroep administrateurs (AD) en de rang AD 8 niet in aanmerking te nemen.

Beslissing:      Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. ED draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging.

Samenvatting

1.      Gerechtelijke procedure – Beslissing bij met redenen omklede beschikking – Voorwaarden – Beroep kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk rechtens ongegrond – Draagwijdte

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 81)

2.      Beroepen van ambtenaren – Procesbelang – Besluiten tot afwijzing van een sollicitatie en tot aanstelling van een andere kandidaat in de betrokken post – Verzoek om nietigverklaring van alleen het besluit tot afwijzing van de sollicitatie – Toelaatbaarheid

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

3.      Beroepen van ambtenaren – Termijnen – Regels van openbare orde – Ambtshalve onderzoek door de rechter

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

4.      Beroepen van ambtenaren – Bezwarend besluit – Begrip – Handelingen die bindende rechtsgevolgen sorteren – Besluit tot afwijzing van een sollicitatie – Daaronder begrepen – Ontoereikende motivering van het besluit – Geen invloed

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

5.      Beroepen van ambtenaren – Termijnen – Aanvang – Kennisgeving – Geen of ontoereikende motivering van een besluit waarvan naar behoren kennis is gegeven – Geen invloed

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

1.      Volgens artikel 81 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken kan het Gerecht, wanneer een beroep geheel of ten dele kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk rechtens ongegrond is, zonder de behandeling voort te zetten, beslissen bij met redenen omklede beschikking.

Meer bepaald, de verwerping van het beroep bij met redenen omklede beschikking op basis van artikel 81 van het Reglement voor de procesvoering draagt niet alleen bij tot de proceseconomie, maar bespaart partijen tevens de kosten die het houden van een terechtzitting meebrengt, wanneer bij lezing van het dossier van een zaak het Gerecht, dat zich door de stukken van het dossier voldoende op de hoogte acht, volledig overtuigd is van de kennelijke niet-ontvankelijkheid van het beroep of van het feit dat het rechtens kennelijk ongegrond is en bovendien van oordeel is dat het houden van een terechtzitting niet het minste nieuwe gegeven kan opleveren dat hem van zijn overtuiging kan afbrengen.

(cf. punten 15 en 16)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: beschikking Mészáros/Commissie, F‑22/13, EU:F:2014:189, punt 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak

2.      In het kader van beroepen strekkende tot betwisting van aanwervingsprocedures dient een afgewezen kandidaat, of het nu om een ambtenaar, een functionaris of een kandidaat van buiten de instelling of het agentschap gaat, niet te vragen om zowel de nietigverklaring van het besluit tot afwijzing van zijn sollicitatie naar een post als de nietigverklaring van het besluit tot plaatsing van een andere kandidaat op de reservelijst of van het besluit tot aanstelling van die andere kandidaat in de begeerde post. De afgewezen kandidaat die, met het oog op het behoud van de rechten van personen die buiten de gerechtelijke procedure staan, overeenkomstig het beginsel van evenredigheid alleen de nietigverklaring van het besluit tot afwijzing van zijn sollicitatie wil vragen, kan namelijk op geen enkele wijze worden verplicht om gelijktijdig de nietigverklaring van die twee besluiten te vragen.

Bovendien zou een benadering volgens welke, in het geval waarin op het moment van instelling van het beroep reeds in de betrokken post is voorzien, het verzoek om nietigverklaring van het besluit tot afwijzing van de sollicitatie enkel ontvankelijk zou zijn wanneer de afgewezen kandidaat daarnaast ook verzoekt om nietigverklaring van het aanstellingsbesluit, neerkomen op het invoeren van een voorwaarde voor ontvankelijkheid van beroepen die betrekking hebben op de rechtmatigheid van een bezwarend besluit in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut waarin dit laatste niet voorziet. Noch artikel 91 van het Statuut, dat betrekking heeft op beroepen die ambtenaren tegen voor hen bezwarende besluiten bij de Unierechter instellen, noch enige andere tekst verplicht de kandidaat die voor een selectieprocedure is afgewezen immers om zijn beroep, op straffe van niet-ontvankelijkheid, zowel tegen het besluit tot afwijzing van zijn sollicitatie als tegen het daarmee samenhangende besluit tot aanstelling van een andere kandidaat in te stellen.

(cf. punten 22 en 23)

Referentie:

Gerecht van de Europese Unie: arrest Commissie/Moschonaki, T‑476/11 P, EU:T:2013:557, punten 35, 44 en 47

3.      De in de artikelen 90 en 91 van het Statuut bedoelde klacht- en beroepstermijnen zijn van openbare orde en er kan niet vrijelijk over worden beschikt door de partijen en door de rechter, die zelfs ambtshalve heeft na te gaan of zij in acht zijn genomen. Die termijnen beantwoorden aan het vereiste van rechtszekerheid en de noodzaak om elke discriminatie of willekeurige behandeling bij de rechtsbedeling te vermijden.

De omstandigheid dat een instelling of agentschap in het besluit naar aanleiding van de administratieve klacht de argumenten ten gronde heeft beantwoord zonder in te gaan op de eventualiteit dat deze te laat was ingediend en derhalve niet-ontvankelijk was, of de belanghebbende daarin zelfs uitdrukkelijk heeft aangegeven dat hij het besluit voor de rechter kon betwisten, heeft dus geen invloed op de beoordeling door het Gerecht voor ambtenarenzaken van de ontvankelijkheid van het beroep dat vervolgens tegen dat besluit wordt ingesteld. Dergelijke omstandigheden kunnen immers niet tot gevolg hebben dat wordt afgeweken van het bij de artikelen 90 en 91 van het Statuut ingevoerde stelsel van dwingende termijnen en nog minder dat het Gerecht wordt ontslagen van zijn verplichting om de eerbiediging van de statutaire termijnen te controleren.

(cf. punten 28 en 29)

Referentie:

Hof: arresten Müllers/ESC, 79/70, EU:C:1971:79, punt 18, en Moussis/Commissie, 227/83, EU:C:1984:276, punt 13

Gerecht van eerste aanleg: arresten Offermann/Parlement, T‑129/89, EU:T:1991:55, punt 34; Rasmussen/Commissie, T‑35/96, EU:T:1997:36, punt 30, en beschikking Braun-Neumann/Parlement, T‑306/08 P, EU:T:2009:6, punt 37

Gerecht voor ambtenarenzaken: beschikkingen Schmit/Commissie, F‑3/05, EU:F:2006:31, punt 24; Lebedef/Commissie, F‑60/13, EU:F:2014:6, punt 36, en Michel/Commissie, F‑44/13, EU:F:2014:40, punt 68

4.      Een besluit tot afwijzing van een sollicitatie van een persoon vormt voor hem ontegenzeglijk een bezwarend besluit, aangezien het, door hem de mogelijkheid te ontnemen om deel te nemen aan de volgende fase van de aanwervingsprocedure en, derhalve, om in het kader van de kennisgeving van vacature te worden aangesteld, bindende rechtsgevolgen heeft die zijn belangen rechtstreeks en onmiddellijk kunnen raken doordat zij zijn rechtspositie kenmerkend wijzigen.

Zelfs al wordt aangenomen dat dit besluit mogelijk is aangetast door een ontoereikende motivering en zelfs al moet de motivering in beginsel aan de belanghebbende worden meegedeeld op hetzelfde moment als het voor hem bezwarend besluit, dit neemt niet weg dat die ontoereikende motivering dat besluit niet zijn karakter van bezwarende handeling ontneemt.

(cf. punten 31 en 39)

Referentie:

Hof: arresten Michel/Parlement, 195/80, EU:C:1981:284, punt 22, en Commissie/Fernández Gómez, C‑417/05 P, EU:C:2006:582, punt 42

Gerecht van eerste aanleg: arrest Hendrickx/Cedefop, T‑87/99, EU:T:2000:191, punt 37

Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest Tzirani/Commissie, F‑46/11, EU:F:2013:115, punt 140

5.      De ontoereikende motivering van een besluit, die de administratie kan verhelpen tot de fase van haar besluit naar aanleiding van de klacht, heeft geen invloed op de berekening van de termijn voor de indiening van een klacht tegen dat besluit, wanneer daarvan naar behoren kennis is gegeven of het op andere wijze naar behoren ter kennis van de belanghebbende is gebracht.

Het kan niet worden aanvaard dat elk uitdrukkelijk of stilzwijgend besluit van de administratie, of het nu ontoereikend of niet gemotiveerd is, voor welke kwalificatie een inhoudelijk onderzoek nodig is, op elk moment het voorwerp kan vormen van een verzoek om aanvulling van de motivering, waardoor de ambtenaren of personeelsleden een nieuwe termijn zouden krijgen voor de indiening van een klacht binnen drie maanden vanaf de ontvangst van de aanvullende motivering, daar het ontbreken of de ontoereikendheid van de motivering van een besluit in de zin van artikel 90, lid 1, van het Statuut nu juist kan of zelfs moet worden aangevoerd in het kader van een klacht en dus naar behoren door de administratie kan worden gecorrigeerd in het besluit waarbij zij zich uitspreekt over die klacht.

(cf. punten 41 en 42)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: arresten H/Commissie, T‑196/95, EU:T:1997:79, punt 35, en Casini/Commissie, T‑132/03, EU:T:2005:324, punt 32

Gerecht van de Europese Unie: arresten Longinidis/Cedefop, T‑283/08 P, EU:T:2011:338, punt 72, en Mocová/Commissie, T‑347/12 P, EU:T:2014:268, punten 35 en 41

Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest Sapara/Eurojust, F‑61/06, EU:F:2008:98, punt 67