Language of document : ECLI:EU:F:2014:169

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Derde kamer)

25 juni 2014

Zaak F‑121/12

Ginny Maynard

tegen

Europese politiedienst (Europol)

„Openbare dienst – Personeel van Europol – Europol-overeenkomst – Statuut van het personeel van Europol – Besluit 2009/371/JAI – Toepassing van het RAP op functionarissen van Europol – Niet-verlenging van een overeenkomst van tijdelijk functionaris voor bepaalde tijd – Weigering van een overeenkomst van tijdelijk functionaris voor onbepaalde tijd”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, waarmee Maynard verzoekt om nietigverklaring van het besluit van 20 december 2011 waarbij de Europese politiedienst (Europol) heeft geweigerd om haar overeenkomst van tijdelijk functionaris voor bepaalde tijd, die afliep op 14 april 2012, te verlengen voor onbepaalde tijd.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. Maynard draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese politiedienst.

Samenvatting

1.      Beroepen van ambtenaren – Voorafgaande administratieve klacht – Overeenstemming tussen de klacht en het beroep – Gelijkheid van de grond en het voorwerp van de klacht – Middelen en argumenten die niet zijn vermeld in, doch nauw aansluiten bij de klacht – Ontvankelijkheid

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

2.      Ambtenaren – Beginselen – Bescherming van het gewettigd vertrouwen – Voorwaarden – Nauwkeurige toezeggingen van de administratie

1.      De voor de Unierechter in beroepen van ambtenaren geformuleerde conclusies kunnen slechts bezwaren bevatten die op dezelfde grond berusten als de bezwaren die in de klacht zijn aangevoerd, met dien verstande dat deze bezwaren voor de Unierechter nader kunnen worden gepreciseerd door middelen en argumenten die niet noodzakelijkerwijs in de klacht moeten voorkomen, doch er wel nauw bij aansluiten.

In dit verband mag de administratie, enerzijds, aangezien de precontentieuze procedure een informeel karakter heeft en de betrokkenen in die fase zonder bijstand van een advocaat optreden, de klachten niet restrictief uitleggen, maar moet zij deze juist met een openheid van geest onderzoeken. Anderzijds beoogt artikel 91 van het Statuut niet de omvang van een eventueel beroep in rechte nauwkeurig en definitief af te bakenen, zolang de grond of het voorwerp van de klacht in dat stadium maar geen wijziging ondergaat. Dit neemt echter niet weg dat, wil de procedure van artikel 91, lid 2, van het Statuut haar doel kunnen bereiken, de administratie voldoende nauwkeurig op de hoogte moet zijn van de bezwaren die de betrokkenen tegen het bestreden besluit aanvoeren.

(cf. punten 35 en 36)

Referentie:

Gerecht van de Europese Unie: arrest Commissie/Moschonaki, T‑476/11 P, EU:T:2013:557, punten 73, 76 en 77 en aldaar aangehaalde rechtspraak

2.      Het recht om zich te beroepen op bescherming van het gewettigd vertrouwen komt toe aan iedere particulier die zich in een situatie bevindt waarin de administratie van de Unie, door hem nauwkeurige, onvoorwaardelijke en onderling overeenstemmende toezeggingen te doen afkomstig van bevoegde en betrouwbare bronnen, gegronde verwachtingen bij hem heeft gewekt.

(cf. punt 42)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: arrest Mendes/Commissie, F‑125/11, EU:F:2013:35, punt 62