Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de rechtbank Amsterdam (Nederland) op 14 juli 2021 – Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd tegen TZ; andere partij bij de procedure: Openbaar Ministerie

(Zaak C-429/21)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Rechtbank Amsterdam

Partijen in het hoofdgeding

Europees aanhoudingsbevel uitgevaardigd tegen: TZ

Andere partij bij de procedure: Openbaar Ministerie

Prejudiciële vragen

Moet artikel 28, derde lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ1 , gelezen in het licht van het recht op effectieve rechterlijke bescherming, zo worden uitgelegd dat:

-    een persoon die is overgeleverd aan de uitvaardigende lidstaat en tegen wie een derde lidstaat nadien een EAB heeft uitgevaardigd wegens vóór die overlevering gepleegde feiten, zijn recht om te worden gehoord met betrekking tot het verzoek om toestemming voor verdere overlevering, als bedoeld in artikel 28, derde lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ, moet kunnen uitoefenen in de uitvaardigende lidstaat bij een rechterlijke autoriteit van die lidstaat tijdens de procedure over de tenuitvoerlegging van het door de derde lidstaat uitgevaardigde EAB; of

-    die persoon zijn recht om te worden gehoord moet kunnen uitoefenen in de lidstaat die hem eerder heeft overgeleverd bij de uitvoerende rechterlijke autoriteit tijdens de procedure over het verlenen van toestemming voor verdere overlevering?

Indien een overgeleverde persoon zijn recht om te worden gehoord met betrekking tot de beslissing op een verzoek om toestemming voor verdere overlevering, als bedoeld in artikel 28, derde lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ, moet kunnen uitoefenen in de lidstaat die hem eerder heeft overgeleverd, op welke wijze moet die lidstaat hem daartoe dan in staat stellen?

____________

1 Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB 2002, L 190, blz. 1).