Language of document :

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 8 december 2011 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundespatentgericht - Duitsland) - Merck Sharp & Dohme Corporation (voorheen Merck & Co.) / Deutsches Patent- und Markenamt

(Zaak C-125/10)

[Intellectuele en industriële eigendom - Octrooien - Verordening (EEG) nr. 1768/92 - Artikel 13 - Aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen - Mogelijkheid om dat certificaat af te geven wanneer periode die is verstreken tussen datum van aanvraag voor basisoctrooi en datum van eerste vergunning voor in handel brengen in Unie minder dan vijf jaar bedraagt - Verordening (EG) nr. 1901/2006 - Artikel 36 - Verlenging van duur van aanvullend beschermingscertificaat]

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Bundespatentgericht

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Merck Sharp & Dohme Corporation (voorheen Merck & Co.)

Verwerende partij: Deutsches Patent- und Markenamt

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing - Bundespatentgericht - Uitlegging van artikel 13, lid 1, van verordening (EG) nr. 469/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende het aanvullende beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (PB L 152, blz. 1) - Mogelijkheid om een dergelijk certificaat af te geven wanneer de periode tussen de datum van de aanvraag voor het basisoctrooi en de datum van de eerste vergunning voor het in de handel brengen in de Gemeenschap minder dan vijf jaar bedraagt

Dictum

Artikel 13 van verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1901/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006, gelezen in samenhang met artikel 36 van verordening nr. 1901/2006, moet aldus worden uitgelegd dat voor geneesmiddelen een aanvullend beschermingscertificaat kan worden afgegeven wanneer de periode die is verstreken tussen de datum van de aanvraag voor het basisoctrooi en de datum van de eerste vergunning voor het in de handel brengen in de Europese Unie minder dan vijf jaar bedraagt. In dat geval gaat de in verordening nr. 1901/2006 vastgestelde termijn van de pediatrische verlenging in vanaf de datum die wordt berekend door van de vervaldatum van het octrooi het verschil tussen vijf jaar en de duur van de periode tussen de indiening van de octrooiaanvraag en de verkrijging van de eerste vergunning voor het in de handel brengen af te trekken.

____________

1 - PB C 161 van 19.6.2010.