Language of document :

Beroep ingesteld op 31 januari 2023 – Europese Commissie / Bondsrepubliek Duitsland

(Zaak C-47/23)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: C. Hermes en M. Noll-Ehlers, gemachtigden)

Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland

Conclusies

vaststellen dat de Bondsrepubliek Duitsland haar verplichtingen op grond van artikel 6, lid 2, en artikel 4, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 92/43/EEG1 ten aanzien van de door het Natura 2000-netwerk beschermde habitattypen 6510 (laaggelegen schraal hooiland) en 6520 (hooiland in gebergte) niet is nagekomen, doordat zij

–     op algemene en structurele wijze heeft nagelaten om passende maatregelen te treffen om een verslechtering van de habitattypen 6510 en 6520 in de daartoe aangewezen gebieden te voorkomen, en

–     op algemene en structurele wijze heeft nagelaten om de Commissie bijgewerkte gegevens over de habitattypen 6510 en 6520 in de daartoe aangewezen gebieden te verstrekken;

de Bondsrepubliek Duitsland verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Met haar beroep verwijt de Commissie de Bondsrepubliek Duitsland dat zij haar verplichting op grond van artikel 6, lid 2, van richtlijn 92/43/EEG niet is nagekomen om ervoor te zorgen dat in de Natura 2000-gebieden de kwaliteit van de daarin voorkomende natuurlijke habitats niet verslechtert, en wel ten aanzien van twee belangrijke habitattypen van communautair belang, namelijk laaggelegen schraal hooiland (habitattype 6510) en hooiland in gebergte (habitattype 6520).

Deze stelselmatige niet-nakoming van het verslechteringsverbod blijkt ten eerste uit door Duitsland zelf verstrekte gegevens die laten zien dat tussen 2006 en 2020 in meer dan een kwart van de door Duitsland ter bescherming van deze habitattypen aangewezen Natura 2000-gebieden ongeveer de helft van de oppervlakte met deze habitats verloren is gegaan.

Ten tweede hebben de Duitse instanties stelselmatig nagelaten om regelmatig te controleren in hoeverre de beide habitattypen in de daarvoor aangewezen beschermingsgebieden in stand zijn gebleven.

Ten derde hebben de Duitse instanties stelselmatig nagelaten om de belangrijkste voor de beide habitattypen belastende factoren, namelijk te vroeg maaien en overbemesting, met juridisch bindende beschermingsmaatregelen te reguleren.

Daarnaast is Duitsland stelselmatig zijn uit artikel 4, lid 1, tweede alinea, van richtlijn 92/43 voortvloeiende verplichting niet nagekomen om de Commissie regelmatig bijgewerkte gegevens over de beide habitattypen te verstrekken.

____________

1     Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB 1992, L 206, blz. 7).