Language of document :

Beroep ingesteld op 28 januari 2010 - Faci / Commissie

(Zaak T-46/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Faci SpA (Milaan, Italië) (vertegenwoordigers: S. Piccardo, S. Crosby en S. Santoro, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de bestreden beschikking nietig verklaren voor zover hierbij wordt vastgesteld dat verzoekster heeft samengespannen om prijzen vast te stellen, markten te verdelen door middel van verkoopquota, en afnemers toe te wijzen;

de aan verzoekster opgelegde geldboete intrekken of aanzienlijk verlagen;

de beschikking nietig verklaren, voor zover hierbij de oorspronkelijk voor Bärlocher berekende geldboete wordt verlaagd, of de toegepaste verlaging aanzienlijk verminderen;

de Commissie verwijzen in verzoeksters kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 11 november 2009 (Zaak nr. COMP/38.589-warmtestabilisatoren), voor zover de Commissie hierbij heeft vastgesteld dat verzoekster inbreuk heeft gepleegd op artikel 81 EG (thans artikel 101 VWEU) en artikel 53 EER-Overeenkomst, door samen te spannen om prijzen vast te stellen, markten te verdelen door middel van verkoopquota, en afnemers toe te wijzen in de ESBO/esters-sector. Subsidiair vordert verzoekster een aanzienlijke verlaging van de aan haar opgelegde geldboete.

Tot staving van haar vordering stelt verzoekster dat de Commissie algemene rechtsbeginselen heeft geschonden, kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt, het beginsel van behoorlijk bestuur en het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden, onbevoegd heeft gehandeld dan wel het beginsel van onvervalste mededinging heeft geschonden, de motiveringsplicht heeft geschonden, en de richtsnoeren van 2006 voor de berekening van geldboeten onjuist heeft toegepast. Verzoekster voert vier middelen aan:

De Commissie heeft een kennelijke beoordelingsfout gemaakt, door aan het bewijs daterend van vóór verzoeksters deelname aan het kartel te weinig, en aan het andere bewijsmateriaal te veel gewicht te geven. Als gevolg daarvan is het belang van het feit dat een volledig functionerend hardcore kartel, bestaande in de vaststelling van prijzen, de verdeling van markten, de toewijzing van afnemers, schadelijke prijsstelling en zelfs frauduleuze omkoperij, reeds was beëindigd vóórdat verzoeksters deelname een aanvang nam, bij de berekening van de zwaarte van de door verzoekster gepleegde inbreuk niet juist beoordeeld.

De Commissie heeft het gelijkheidsbeginsel geschonden door verzoekster op soortgelijke wijze te behandelen als de andere ondernemingen, terwijl zij in vergelijking met deze ondernemingen op grond van de zwaarte van de door haar gepleegde inbreuk wezenlijk anders had moeten worden behandeld. De Commissie heeft bij de vaststelling van de geldboete een bedrag in aanmerking genomen dat slechts 1 % afweek van het omzetcijfer in de desbetreffende markt, niettegenstaande het feit dat verzoekster minder inbreuken heeft gepleegd, die bovendien geen van allen een hardcore karakter hadden, en dat is vastgesteld dat de afspraken door verzoekster niet zijn uitgevoerd. Bovendien heeft de Commissie het discriminatieverbod geschonden door verzoekster pas veel later dan de andere ondernemingen mee te delen dat er een onderzoek naar haar was ingesteld, waardoor verzoekster is benadeeld.

De Commissie heeft het beginsel van behoorlijk bestuur geschonden, vanwege de onredelijk lange duur van de administratieve procedure en de schorsing van de procedure voor het nemen van interlocutoire beslissing. Zij heeft het gelijkheidsbeginsel geschonden, aangezien verzoekster door de handelwijze van de Commissie op oneerlijke wijze is benadeeld: de aan verzoekster toegekende vermindering van de geldboete had aanzienlijk meer dan 1 % moeten bedragen.

De Commissie betwist de verlaging (van meer dan 95 %) van de geldboete die aan Bärlocher, die een daadwerkelijke of potentiële concurrent is van verzoekster, is toegekend wegens het ontbreken van bevoegdheid, en wegens schending van het gelijkheidsbeginsel, in ruime zin, en van de motiveringsplicht. Volgens verzoekster komt de verlaging van de geldboete neer op een subsidie die kan leiden tot concurrentieverstoringen. Bovendien, of subsidiair, heeft de Commissie in de versie van de beschikking die aan verzoekster is betekend, niet de gronden aangegeven voor de verlaging, hetgeen neerkomt op schending van de motiveringsplicht.

De aan verzoekster opgelegde geldboete is in strijd met de richtsnoeren van 2006 voor de berekening van geldboeten en de daarmee samenhangende beginselen. Bij het vaststellen van de geldboete heeft de Commissie onvoldoende rekening gehouden met het feit dat verzoekster, in tegenstelling tot de andere ondernemingen, niet heeft deelgenomen aan hardcore kartelinbreuken en zich op de relevante markt altijd concurrerend heeft gedragen. De zwaarte van verzoeksters inbreuk is onjuist beoordeeld, aangezien haar ten onrechte mededingingsverstorend gedrag is verweten. Voorts heeft de Commissie de rol die Faci daadwerkelijk heeft gespeeld onjuist beoordeeld en er geen rekening mee gehouden dat zij een kleine onderneming met weinig marktmacht is en dat zij, in vergelijking met de andere ondernemingen, niet in staat is de mededinging te schaden. Zij heeft dit niet op basis van punt 37 van de richtsnoeren van 2006 voor de berekening van geldboeten gecorrigeerd, zoals voor een rechtmatige toepassing van deze richtsnoeren is vereist.

____________