Language of document :

Gevoegde zaken T‑160/02 tot en met T‑162/02

Naipes Heraclio Fournier, SA

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Nietigverklaringsprocedure – Artikel 51, lid 1, sub a, van verordening (EG) nr. 40/94 – Beeldmerk dat afbeelding van zwaard uit kaartspel bevat – Beeldmerk dat afbeelding van ridder van knotsen uit kaartspel bevat – Beeldmerk dat afbeelding van koning van zwaarden uit kaartspel bevat – Absolute weigeringsgronden – Artikel 7, lid 1, sub b en c, van verordening nr. 40/94”

Samenvatting van het arrest

1.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Absolute weigeringsgronden – Merken uitsluitend bestaande uit tekens of aanduidingen die kunnen dienen tot aanduiding van kenmerken van waar – Bestaan van synoniemen om zelfde kenmerken aan te duiden – Geen invloed

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 7, lid 1, sub c)

2.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Absolute weigeringsgronden – Merken uitsluitend bestaande uit tekens of aanduidingen die kunnen dienen tot aanduiding van kenmerken van waar – Beeldmerken die afbeelding van ridder van knotsen, van koning van zwaarden en van zwaard uit kaartspel bevatten

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 7, lid 1, sub c)

3.      Gemeenschapsmerk – Definitie en verkrijging van gemeenschapsmerk – Absolute weigeringsgronden – Afzonderlijk onderzoek van verschillende weigeringsgronden – Uitlegging van weigeringsgronden tegen achtergrond van daaraan ten grondslag liggend algemeen belang – Overlapping van respectieve werkingssfeer van in artikel 7, lid 1, sub b tot en met d, van verordening nr. 40/94 genoemde gronden

(Verordening nr. 40/94 van de Raad, art. 7, lid 1)

1.      Artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk bepaalt weliswaar dat het merk, om onder de daarin genoemde absolute weigeringsgrond te vallen, „uitsluitend” moet bestaan uit tekens of aanduidingen die kunnen dienen tot aanduiding van kenmerken van de betrokken waren of diensten, maar vereist niet, dat deze tekens of aanduidingen de enige wijze van aanduiding van die kenmerken zijn.

(cf. punt 50)

2.      De kenmerken van de aangeduide waren worden vanuit de optiek van de normaal omzichtige en geïnformeerde gemiddelde consument, met name in Spanje, in de zin van artikel 7, lid 1, sub c, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk beschreven door de beelden die enerzijds een ridder van knotsen en een koning van zwaarden voorstellen (twee van de zogeheten Spaanse speelkaarten) en anderzijds een zwaard (een symbool dat wordt gebruikt als kenmerkend voor de kleur zwaarden van deze kaarten), en die als gemeenschapsmerk zijn ingeschreven voor „speelkaarten” van klasse 16 in de zin van de Overeenkomst van Nice.

De eerste twee tekens, de tekening van de ridder van knotsen en die van de koning van zwaarden, doen het doelpubliek immers onmiddellijk aan speelkaarten denken, ook al zal een deel van dit publiek de Spaanse speelkaarten wellicht niet kennen, aangezien iedereen die ooit kaart heeft gespeeld van welke soort ook, in deze tekeningen de weergave van een speelkaart herkent. Wat het derde teken betreft, zal de potentiële consument, de gebruiker van speelkaarten, althans in Spanje het zwaard opvatten als een verwijzing naar een van de kleuren van het Spaanse kaartspel. Bovendien kan de inschrijving van de betrokken tekens tot gevolg hebben dat andere tekeningen van de kleur zwaarden of van speelkaarten van het type ridder van knotsen of koning van zwaarden van de Spaanse speelkaarten, niet kunnen worden ingeschreven of gebruikt.

(cf. punten 47, 53, 56-57)

3.      De in artikel 7, lid 1, van verordening nr. 40/94 inzake het gemeenschapsmerk vermelde weigeringsgronden zijn onafhankelijk van elkaar en vereisen een afzonderlijk onderzoek. Voorts moeten deze weigeringsgronden worden uitgelegd tegen de achtergrond van het algemeen belang dat aan elk van hen ten grondslag ligt. Het algemeen belang dat bij het onderzoek van elk van deze weigeringsgronden in aanmerking wordt genomen, kan – en moet zelfs – andere overwegingen weerspiegelen naar gelang van de betrokken weigeringsgrond. Er bestaat evenwel een duidelijke overlapping tussen de respectieve werkingssfeer van de in artikel 7, lid 1, sub b tot en met d, van verordening nr. 40/94 genoemde gronden. Een woordmerk dat kenmerken van waren of diensten beschrijft in de zin van artikel 7, lid 1, sub c, van de verordening, mist met name om die reden noodzakelijkerwijs elk onderscheidend vermogen voor deze waren of diensten in de zin van artikel 7, lid 1, sub b. Een merk kan echter om andere redenen dan het eventueel beschrijvend karakter ervan elk onderscheidend vermogen met betrekking tot waren of diensten missen.

(cf. punten 58‑59)