Language of document : ECLI:EU:F:2008:67

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Eerste kamer)

22 mei 2008

Zaak F‑107/07

Constantin Daskalakis

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Openbare dienst – Ambtenaren – Bezoldiging – Artikel 7, lid 2, van Statuut – Ad‑interimtoelage – Niet-ontvankelijkheid”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 236 EG en artikel 152 EA en strekkende tot nietigverklaring van het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag van de Commissie van 28 juni 2007, voor zover verzoeker daarbij de in artikel 7, lid 2, van het Statuut voorziene toelage slechts voor één jaar wordt toegekend.

Beslissing: Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

Procedure – Ontvankelijkheid van procesakten – Beoordeling op het moment van indiening van akte

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, art. 114; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 78)

Wanneer een exceptie van niet-ontvankelijkheid betrekking heeft op een verzoekschrift dat vóór de datum van inwerkingtreding van zijn eigen reglement voor de procesvoering ter griffie van het Gerecht voor ambtenarenzaken is neergelegd, moeten de procedureregels van artikel 78 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken worden toegepast, met name die van artikel 78, lid 3, op grond waarvan het Gerecht bij beschikking uitspraak kan doen zonder op de zaak ten gronde in te gaan, alsmede de regels voor de ontvankelijkheid van het verzoekschrift waarnaar artikel 114 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg verwees, dat tot de inwerkingtreding van zijn reglement voor de procesvoering van overeenkomstige toepassing was op het Gerecht voor ambtenarenzaken.

Aangezien de termijn voor de indiening van een exceptie van niet-ontvankelijkheid, zowel op grond van artikel 114 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg als op grond van artikel 78 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken loopt vanaf de betekening van het verzoekschrift, is, indien deze betekening heeft plaatsgevonden vóór de inwerkingtreding van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, de in acht te nemen termijn noodzakelijkerwijs de toen geldende termijn die volgt uit het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg. Overeenkomstig het rechtszekerheidsbeginsel kan de inwerkingtreding van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken dus niet tot gevolg hebben dat de termijn voor de indiening van een exceptie van niet-ontvankelijkheid bij afzonderlijke akte, die op de datum van inwerkingtreding ervan reeds liep, wordt verkort.

De relevante datum voor de eerbiediging van die termijn is de datum waarop de exceptie van niet-ontvankelijkheid bij het Gerecht voor ambtenarenzaken is ingediend, en niet die van de betekening van die exceptie aan de verzoeker.

(cf. punten 23, 25 en 26)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 14 december 1992, Lenz/Commissie, T‑47/92, Jurispr. blz. II‑2523, punt 34

Gerecht voor ambtenarenzaken: 26 april 2006, Falcione/Commissie, F‑16/05, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑3 en II‑A‑1‑7, punt 84; 14 december 2007, Duyster/Commissie, F‑82/06, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 40; 25 januari 2008, Duyster/Commissie, F‑80/06, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punten 38‑43