Language of document : ECLI:EU:F:2013:191

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
VAN DE EUROPESE UNIE

(Tweede kamer)

11 december 2013

Zaak F‑113/12

Vilija Balionyte-Merle

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Vergelijkend onderzoek – Aankondiging van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/204/10 – Niet-plaatsing op de reservelijst – Beoordeling van de algemene bekwaamheden van de kandidaten – Beoordeling op basis van de prestaties van de kandidaten bij de examens in het beoordelingscentrum – Samenhang tussen het cijfer en de toelichting in het competentiepaspoort”

Betreft:      Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarmee Balionyte-Merle verzoekt om nietigverklaring van het besluit van de jury van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/204/10 (hierna: „jury”) om haar niet te plaatsen op de reservelijst van dit vergelijkend onderzoek.

Beslissing:      Het beroep wordt verworpen. Balionyte-Merle draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten van de Europese Commissie.

Samenvatting

1.      Handelingen van de instellingen – Vermoeden van geldigheid – Bestaan van aanwijzingen die de wettigheid van een handeling kunnen aantasten – Bewijslast

(Art. 256 VWEU)

2.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Beoordeling van geschiktheid van kandidaten – Beoordelingsvrijheid van jury – Inaanmerkingneming van andere elementen dan de prestaties van de kandidaten – Daarvan uitgesloten

(Ambtenarenstatuut, bijlage III, art. 5)

3.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Beoordeling van geschiktheid van kandidaten – Beoordelingsvrijheid van jury – Overeenstemming tussen het cijfer en de letterlijke beoordelingen van de jury – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Ambtenarenstatuut, bijlage III, art. 5)

4.      Ambtenaren – Bezwarend besluit – Motiveringsplicht – Omvang – Ontoereikende motivering – Regularisering in de loop van de contentieuze procedure – Voorwaarden

(Art. 296 VWEU)

1.      Voor een administratieve handeling geldt het vermoeden van wettigheid. Bijgevolg rust de bewijslast in beginsel op degene die stelt, zodat elke verzoeker ten minste voldoende nauwkeurige, objectieve en onderling overeenstemmende aanwijzingen dient te verstrekken die de waarachtigheid of waarschijnlijkheid kunnen ondersteunen van de feiten waarop hij zijn stellingen heeft gebaseerd.

(cf. punt 31)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 4 februari 2010, Wiame/Commissie, F‑15/08, punt 21; 24 april 2013, BX/Commissie, F‑88/11, punt 33, waartegen hogere voorziening aanhangig is bij het Gerecht van de Europese Unie, zaak T‑352/13 P

2.      Een jury van een vergelijkend onderzoek dient zich overeenkomstig de aankondiging van vergelijkend onderzoek bij de beoordeling van de vakkennis, de geschiktheid en de motivatie van de kandidaten enkel en alleen op de prestaties van de kandidaten te baseren.

Wanneer een kandidaat de in het mondelinge examen behaalde cijfers betwist, kunnen diens overtuiging de gestelde vragen juist te hebben beantwoord, het feit dat de vóór het vergelijkend onderzoek uitgeoefende werkzaamheden voorwerp van het mondeling examen vormden, of het feit dat zijn hiërarchieke meerderen vóór hij zijn sollicitatie indiende tevreden over hem waren, geen onweerlegbaar bewijs opleveren van een kennelijke beoordelingsfout.

(cf. punten 35 en 47)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 14 juli 2000, Teixeira Neves/Hof van Justitie, T‑146/99, punt 41

Gerecht voor ambtenarenzaken: 11 december 2012, Mata Blanco/Commissie, F‑65/10, punt 97; 23 januari 2013, Katrakasas/Commissie, F‑24/11, punt 185

3.      De overeenstemming tussen het cijfer en de in woorden uitgedrukte beoordeling van de jury van het vergelijkend onderzoek, die de gelijke behandeling van de kandidaten waarborgt, kan door het Gerecht voor ambtenarenzaken worden onderworpen aan een toezicht dat losstaat van de toetsing van de beoordeling van de prestaties van de kandidaten door de jury, mits het toezicht op de overeenstemming beperkt blijft tot nagaan of er geen sprake is van kennelijke incoherentie.

(cf. punt 52)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 11 september 2008, Coto Moreno/Commissie, F‑127/07, punt 34; 13 december 2012, Mileva/Commissie, F‑101/11, punt 42

4.      Een ontoereikende – maar niet een geheel ontbrekende – motivering van een besluit van een jury van een vergelijkend onderzoek kan zelfs in de loop van het geding worden verholpen, wanneer de betrokkene vóór de instelling van zijn beroep reeds over elementen beschikte die een begin van een motivering vormden. Voorts kan een besluit als toereikend gemotiveerd worden aangemerkt wanneer het is genomen in een context die de betrokken ambtenaar bekend was, zodat hij de strekking ervan kan begrijpen.

(cf. punt 62)

Referentie:

Gerecht voor ambtenarenzaken: 2 maart 2010, Doktor/Raad, T‑248/08 P, punt 93 en aldaar aangehaalde rechtspraak