Language of document : ECLI:EU:T:2013:705

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

27 november 2013

Zaak T‑205/13 P

Luigi Marcuccio

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Beroep in eerste aanleg kennelijk niet-ontvankelijk – Verzoekschrift binnen de beroepstermijn ingediend per fax en ondertekend met een stempel met de handtekening van de advocaat – Neerlegging van het origineel na afloop van de termijn – Overschrijding van de beroepstermijn – Hogere voorziening kennelijk ongegrond”

Betreft:      Hogere voorziening tegen de beschikking van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 28 januari 2013, Marcuccio/Commissie (F‑100/12), en strekkende tot vernietiging van die beschikking.

Beslissing:      De hogere voorziening wordt afgewezen. Marcuccio draagt zijn eigen kosten alsook die welke de Europese Commissie in het kader van deze procedure heeft gemaakt.

Samenvatting

Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Handgeschreven handtekening van een advocaat – Wezenlijk voorschrift van strikte toepassing – Per fax ingediend verzoekschrift – Met een stempel aangebrachte handtekening van de advocaat – Handgeschreven handtekening die verschilt van die op het origineel van het per post verzonden verzoekschrift – Datum van ontvangst van fax die niet in aanmerking kan worden genomen om te beoordelen of de beroepstermijn in acht is genomen

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 21)

Wat de relatie betreft tussen de handtekening van de advocaat van een verzoeker op een per fax verzonden verzoekschrift en de handtekening op het uiterlijk tien dagen later neergelegde origineel, kan, wanneer de handtekening onderaan het per fax neergelegde verzoekschrift niet gelijk is aan de handtekening op het later verzonden origineel van het verzoekschrift, het per fax ingediende verzoekschrift niet in aanmerking worden genomen voor de berekening van de beroepstermijn. Bovendien is het plaatsen, op een inleidend verzoekschrift, van een stempel dat de handtekening van de door de verzoekende partij gemachtigde advocaat weergeeft, een indirecte, mechanische wijze van ondertekenen, waaruit op zich niet kan worden afgeleid dat niemand anders dan de advocaat zelf het betrokken processtuk heeft ondertekend. Het vereiste van een handgeschreven handtekening op een verzoekschrift – welk vereiste, met het oog op de rechtszekerheid, tot doel heeft de authenticiteit van het verzoekschrift te waarborgen en het risico uit te sluiten dat dit in werkelijkheid niet het werk is van de daartoe bevoegde opsteller – moet immers worden beschouwd als een wezenlijk vormvoorschrift, en strikt worden toegepast, zodat de niet-inachtneming daarvan leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep.

Hieruit volgt dat – zowel in het geval van een gestempelde handtekening als in het geval van een handgeschreven handtekening – wanneer de handtekening op een per fax verzonden document verschilt van de handtekening op het later neergelegde origineel van het verzoekschrift, dit verschil hetzelfde rechtsgevolg heeft, namelijk dat het per fax ontvangen document niet in aanmerking kan worden genomen om te beoordelen of de beroepstermijn in acht is genomen.

(cf. punten 12‑14 en 16)

Referentie:

Gerecht 23 mei 2007, Parlement/Eistrup, T‑223/06 P, Jurispr. blz. II‑1581, punten 50‑52; 29 november 2011, Enisa/EDPS, T‑345/11, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punten 15‑17; 3 oktober 2012, Tecnimed/BHIM – Ecobrands (ZAPPER-CLICK), T‑360/10, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punten 15‑17 en aldaar aangehaalde rechtspraak