Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 14 november 2023 door de WS, WT, WY, WZ, YA en YB tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 6 september 2023 in zaak T-600/21, WS en anderen / Frontex

(Zaak C-679/23 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwiranten: WS, WT, WY, WZ, YA en YB (vertegenwoordigers: A.M. van Eik, L.-M. Komp, advocaten en E. Sharpston, Barrister-at-Law)

Andere partij in de procedure: Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex)

Conclusies

Rekwiranten verzoeken het Hof:

het bestreden arrest in zijn geheel te vernietigen;

de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht indien het Hof dit noodzakelijk acht, zodat het Gerecht alle relevante feitelijke vaststellingen kan doen en uitspraak kan doen over de door rekwiranten aangevoerde middelen 1 tot en met 8 in het licht van het arrest van het Hof in de onderhavige hogere voorziening;

subsidiair, indien het Hof dit mogelijk acht, definitief uitspraak te doen over de punten waartegen de onderhavige hogere voorziening is gericht en de door rekwiranten in eerste aanleg aangevoerde middelen 1 tot en met 8 gegrond te verklaren;

in elk geval Frontex te verwijzen in de kosten die rekwiranten in het kader van de onderhavige hogere voorziening en in het kader van zaak T-600/21 voor het Gerecht hebben gemaakt, met rente.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het beroep van rekwiranten ten onrechte te kwalificeren als een beroep tegen het besluit om hen internationale bescherming te weigeren en/of tegen het (stilzwijgende) terugkeerbesluit dat ten aanzien van hen is genomen. Rekwiranten betogen derhalve dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door (impliciet) te oordelen dat Frontex niet minstens moest nagaan of de terugkeeroperatie betrekking had op daadwerkelijke terugkeerders ten aanzien van wie de bevoegde nationale autoriteiten een schriftelijk terugkeerbesluit hadden uitgevaardigd. Bovendien heeft het Gerecht niet onderzocht of Frontex de klachten die rekwiranten bij het interne klachtenmechanisme van Frontex hadden ingediend, naar behoren had behandeld.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat er geen causaal verband bestond tussen het handelen en nalaten van Frontex en de door rekwiranten geleden schade. Rekwiranten betogen dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de Frontex-verordening aldus uit te leggen dat Frontex geen zelfstandige verplichting heeft om toe te zien op de eerbiediging van de fundamentele mensenrechten tijdens terugkeervluchten. Door aldus te oordelen heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting met betrekking tot zowel de eigen bevoegdheid van Frontex als de toezichthoudende taken die Frontex verricht wanneer het de lidstaten bijstaat tijdens de uitvoering van terugkeervluchten. Een dergelijke uitlegging van de Frontex-verordening is in strijd met het Handvest en maakt de relevante bepalingen van de Frontex-verordening ondoeltreffend en zinloos. De uitlegging van het Gerecht ondermijnt ook de juiste toepassing van richtlijn 2008/115/EG1 .

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het vereiste causale verband tussen het handelen en nalaten van Frontex en de geleden schade werd verbroken door de eigen „keuzen” van rekwiranten. Deze laatsten betogen dat de door hen geleden schade een voorzienbaar gevolg was van de niet-nakoming door Frontex van zijn verplichtingen om de eerbiediging van de grondrechten tijdens terugkeeroperaties te verzekeren en te voorkomen dat personen in strijd met het non-refoulementbeginsel naar een land worden teruggestuurd. Bovendien heeft het Gerecht geen rekening gehouden (wat artikel 3 EVRM en het overeenkomstige artikel 4 van het Handvest nochtans vereisen) met het feit dat rekwiranten asielzoekers en derhalve kwetsbare personen waren. Bovendien heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat er geen causaal verband bestaat tussen het onrechtmatige gedrag van Frontex en de vergoedingen die rekwiranten hebben moeten betalen voor de interne klachtenprocedure.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de bijlagen C.1, C.3 tot en met C.6 en E.1 niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien het ging om nieuw bewijsmateriaal of om een aanvulling van het bewijsmateriaal dat werd aangedragen in antwoord op argumenten die verweerder in zijn verdediging had aangevoerd.

____________

1 Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB 2008, L 348, blz. 98).